De vrachtbrief en neutraal vervoer

Weg en Wagen 90 | Juni 2020 | Jaargang 34
1. Inleiding

Het is alweer heel  wat jaren geleden dat er in Weg en Wagen over het correct invullen van de vrachtbrief bij neutraal vervoer is geschreven. Prof. Haak legde het in 2006 uit onder de titel ‘De valse vrachtbrief en neutraal vervoer’ hoe het werkt bij neutraal vervoer en hij eindigde met de volzin: “Een professioneel  vervoerder dient zich van dit soort praktijken te onthouden en dat duidelijk te maken aan zijn opdrachtgever.”[1] Deze waarschuwing heeft niet echt geholpen want ook nu, anno 2020, wordt op verzoek van de afzender de plaats waar de goederen daadwerkelijk zijn ingeladen niet vermeld op de vrachtbrief. Mag dat nu wel of mag dat niet bij neutraal vervoer?

2. Neutraal vervoer

Heel kort wat neutraal vervoer is. De verkoper van product  A wil niet dat zijn vaste klant en koper te weten komt waar de verkoper dat product  A vandaan haalt. De verkoper sluit de vervoerovereenkomst met de vervoerder; de verkoper is dus de afzender, dat wil zeggen de opdrachtgever of meer formeel  de contractuele wederpartij van de vervoerder. Die afzender moet onderscheiden worden van de aflader, hij die de goederen daadwerkelijk aan de vervoerder meegeeft. Die verkoper, tevens afzender, vult dus op de vrachtbrief niet de plaats in waar dat product  A daadwerkelijk is ingeladen, namelijk de plaats waar de fabrikant of distributeur zit. Hoogstens vermeldt  hij zijn eigen adres. De koper weet dus niet waar product A echt vandaan komt zodat de koper, tevens geadresseerde op de vrachtbrief, niet rechtstreeks met die fabrikant of distributeur zaken kan doen. Dat noemen wij neutraal vervoer.

3. CMR-vrachtbrief en plaats van inontvangstneming

In art. 2.13 lid 3 Wet wegvervoer goederen (WWG)[2] staat dat bij ministeriële regeling regels gesteld worden over:

“a. de inhoud van de vrachtbrief voor het binnenlands beroepsvervoer, en b. het gebruik van de vrachtbrief voor het binnenlands en het grensoverschrijdend beroepsvervoer.”

Het valt op dat de regels voor de inhoud van de vrachtbrief alleen gelden voor binnenlands beroepsvervoer; dus niet voor internationaal vervoer. De reden daarvoor is, zo lezen wij in de memorie van toelichting bij de WWG, dat het CMR-verdrag de verplichting bevat voor het opmaken van een vrachtbrief bij grensoverschrijdend vervoer.[3] En vervolgens staat er in die memorie van toelichting dat voor dat grensoverschrijdend vervoer de zogenaamde CMR-vrachtbrieven dienen te worden gebruikt waarop de in art. 6 CMR opgenomen aanduidingen zijn vermeld. Die aanduidingen betreffen onder andere de naam en het adres van de afzender en de vervoerder en ook de plaats en datum van de inontvangstneming en de aflevering van de goederen.

Ik waag te betwijfelen of deze verplichting tot het opmaken van een vrachtbrief (waaronder valt het invullen van de gegevens; de inhoud van de vrachtbrief) volgens de CMR kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke verplichting die door de overheid kan worden gehandhaafd. Immers, de CMR regelt de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg; het CMR-verdrag regelt de verhouding tussen de partijen (de afzender, de vervoerder, de geadresseerde) en dat is puur privaatrecht. Trouwens, in art. 4 CMR staat dat de afwezigheid van de vrachtbrief noch het bestaan noch de geldigheid van de vervoerovereenkomst aantast. Het CMR-verdrag schrijft dus niet verplicht het gebruik van een CMR-vrachtbrief voor. Iets anders is dat als de afzender en de vervoerder overeenkomen om een CMR-vrachtbrief te gebruiken, dat dan volgens art. 6 CMR op die vrachtbrief allerlei gegevens moeten worden vermeld zoals de plaats en datum van inontvangstneming van de goederen (art. 6 lid 1 (d) CMR). Dat is een privaatrechtelijke verplichting voor de afzender en de vervoerder. Het is een afspraak tussen afzender en vervoerder om de plaats en datum van inontvangstneming van de goederen door de vervoerder al dan niet op de CMR-vrachtbrief in te vullen. De overheid staat hier buiten. Wel  is volgens art. 7 lid 1 CMR de afzender aansprakelijk voor de schade die door de vervoerder wordt geleden ten gevolge van de onnauwkeurigheid of onvolledigheid van een aantal gegevens, waaronder het vermelden van de plaats en datum van inontvangstneming. Maar als de afzender en de vervoerder afspreken om die plaats niet te vermelden, zie ik niet in hoe de vervoerder daardoor schade kan lijden.

Met andere woorden, de Wet Wegvervoer Goederen bepaalt niet dat er publiekrechtelijke regelgeving, dat wil zeggen regelgeving die door de overheid gehandhaafd kan worden, moet komen die voorschrijft welke aanduidingen moeten worden vermeld op de CMR-vrachtbrief. Uit de memorie van toelichting blijkt dat de minister er van uitgaat dat dat door het CMR-verdrag wordt geregeld. Op zich is dat juist. Alleen, het CMR-verdrag is privaatrecht, het regelt de verhouding tussen de partijen; de overheid staat daar buiten. Dit alles brengt mij tot de conclusie dat het de afzender en de vervoerder vrijstaat hoe zij de CMR-vrachtbrief willen invullen. Zij kunnen dus afspreken dat de daadwerkelijke plaats waar de goederen door de vervoerder in ontvangst worden genomen, niet op de CMR-vrachtbrief wordt ingevuld. De datum van inontvangstneming kan desgewenst wel worden ingevuld. Ik kan me trouwens niet voorstellen dat de geadresseerde, die bij aflevering van de goederen aan hem, door het ontbreken van de plaats van inontvangstneming op de vrachtbrief schade lijdt, deze schade op de vervoerder zou kunnen verhalen en de vervoerder weer op de afzender (art. 7 lid 1 CMR).

Ik weet niet of er in andere CMR – landen zoals Duitsland en België wel een publiekrechtelijke regelgeving is die expliciet voorschrijft dat de plaats van inontvangstneming op de CMR – vrachtbrief moet worden ingevuld.

4. AVC-vrachtbrief en plaats van inontvangstneming

Anders is het bij binnenlands wegvervoer en de vrachtbrief voor binnenlands wegvervoer, de AVC- vrachtbrief. Immers, art. 2.13 lid 3 (a) WWG bepaalt dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de inhoud van de vrachtbrief voor het binnenlands beroepsvervoer. En als wij kijken naar art. 15 Regeling Wegvervoer Goederen (RWG), staat in lid 1 dat op de vrachtbrief de volgende aanduidingen worden vermeld: de naam en het adres van respectievelijk de afzender, de vervoerder en de geadresseerde, alsmede de aard en het brutogewicht of hoeveelheid van de goederen. De aanduiding voor de plaats en datum van inontvangstneming van de goederen ontbreekt hier!

Dit betekent dus dat er voor binnenlands wegvervoer geen publiekrechtelijk voorschrift is dat bepaalt dat die plaats van inontvangstneming op de vrachtbrief moet worden ingevuld.

Weliswaar bepaalt art. 8: 1119 lid 2 (c) BW dat op de vrachtbrief de volgende aanduiding moet worden vermeld: “de plaats waar de vervoerder de zaken ten vervoer heeft ontvangen”, maar de Toelichting bij de tweede lid zegt met zoveel woorden: “Ook de opsomming van de in de vrachtbrief te vermelden gegevens is niet dwingend-rechtelijk en (…)  het staat partijen derhalve vrij met onvolledige invulling van een eventueel als formulier verstrekte vrachtbrief te volstaan.” [4] Dus ook hier geldt: je hoeft de plaats van een ontvangstneming niet in te vullen op de AVC-vrachtbrief.

5. De valse vrachtbrief

Een geheel andere kwestie is de valse vrachtbrief, de vrachtbrief waar gegevens op zijn vermeld die in strijd zijn met de waarheid bijvoorbeeld in het vak ‘plaats en datum van inontvangstneming van de goederen’ is het adres van de afzender vermeld, terwijl de goederen bij neutraal vervoer in werkelijkheid op een geheel andere plaats zijn ingeladen, namelijk bij de fabrikant of de distributeur. Dat mag dus niet. Het is ook in strijd met het voorschrift van art. 5 lid 2 AVC waarin staat dat de afzender verplicht is de vrachtbrief volgens de daarop voorkomende aanwijzingen volledig en naar waarheid in te vullen. Dus nooit bij ‘plaats van inontvangstneming’ het adres van de afzender vermelden terwijl de goederen elders zijn geladen. Dat levert valsheid in geschrifte op en dat kan zelfs strafrechtelijk vervolgd worden.[5]

Als de ‘plaats van een ontvangstneming’ niet wordt ingevuld levert dat een niet volledig ingevulde vrachtbrief op en dat mag volgens art. 5 lid 2 AVC ook niet. Maar de afzender en de vervoerder mogen natuurlijk afwijken van deze algemene voorwaarde door bij voorkeur schriftelijk af te spreken dat in afwijking van art. 5 lid 2 AVC de ‘plaats van inontvangstneming’ niet wordt ingevuld op de AVC-vrachtbrief. Deze afspraak zet dan het voorschrift van art. 5 lid 2 AVC over de volledig ingevulde vrachtbrief opzij.


6. Conclusie

De Nederlandse publiekrechtelijke wetgeving, de WWG samen met art. 15 RWG, verbiedt niet om op de vrachtbrief niet de plaats van inontvangstneming in te vullen. Hoewel art. 6 lid 1 (d) CMR en ook art. 5 lid 2 AVC voorschrijven dat op de CMR-vrachtbrief respectievelijk de AVC-vrachtbrief in het vak ‘plaats van inontvangstneming van de goederen’ die plaats daadwerkelijk moet worden vermeld, zijn de CMR en de AVC privaatrechtelijke regelingen en derhalve kunnen afzender en vervoerder daarover anders afspreken. Zij moeten dat bij voorkeur wel schriftelijk doen. En zij moeten nooit in het vak ‘plaats van inontvangstneming’ het adres van de afzender vermelden terwijl er elders is geladen. Dat levert valsheid in geschrifte op! Dat adres van de afzender moet wel in het vak ‘Afzender’ worden vermeld. Dus het niet invullen op de CMR- of AVC-vrachtbrief van de plaats van inontvangstneming mag.

Ik vraag me overigens af of het nog steeds zo’n vaart loopt met dat neutraal vervoer. Een slimme geadresseerde kan tegenwoordig met een beetje googelen al een heel eind komen om uit te vinden waar product A vandaan komt. Of hij vraagt aan de chauffeur waar hij de spullen heeft geladen… Maar hoe dan ook, als de afzender en de vervoerder neutraal vervoer wensen, moeten zij het vak ‘plaats van inontvangstneming’ op de vrachtbrief gewoon leeg laten. Wel bij ‘Afzender’ diens adres invullen. Die afzender is immers de verkoper en zijn adres mag de koper/geadresseerde natuurlijk wel kennen. Bij dat adres moet hij de volgende keer weer wezen.

                       
Voetnoten
1. K.F. Haak, ‘De valse vrachtbrief en neutraal vervoer’, W&W 2006, nr. 51, p. 3-5.
2. De Wet Wegvervoer Goederen en de daarbij horende Regeling Wegvervoer Goederen kunnen eenvoudig worden gedownload via Google.
3. Kamerstuk II, 30896, nr.3, onder ‘9. Vrachtbrief’; zie ook deze MvT bij art. 2.12 (nadien vernummerd tot art. 2.13).
4. TS II bij art. 8:1119 BW, Parl. Gesch. Boek 8, p. 1083.
5. 
Zie ook K.F.Haak, ‘De valse vrachtbrief en neutraal vervoer’, W&W 2006, nr. 51.

                             
       





      h1, h2, h3, h4, h5 { font-weight: bold !important; } h1, h2, h3 { font-size: 18px !important; } h4, h5 { font-size: 16px !important; } Print Friendly and PDF
      De vrachtbrief en neutraal vervoer
      Prof. mr. Maarten Claringbould (em. hoogleraar Zeerecht aan de Universiteit Leiden en Of Counsel bij Van Traa Advocaten) 31 mei 2020


      Deel deze post
      ArchiEF

      Vraag uit de praktijk: De fietskoerier
      Weg en Wagen 90 | Juni 2020 | Jaargang 34