Kennisbank thema Duurzaam transport/afval

5. Scheepsafval 

home  /  duurzaam transport afval / afvalstoffen vervoer / praktijkboek vervoer van afval / 5. Scheepsafval

Voor schepen die zich willen ontdoen van afvalstoffen zijn twee regelingen van belang. Het Scheepsafvalstoffenbesluit, dat met name van toepassing is op binnenvaartschepen. En de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, dat met name de afgifte van afval voor Zeeschepen reguleert.

Aan boord van schepen ontstaan afvalstoffen. Bij deze afvalstoffen wordt onderscheid gemaakt tussen afvalstoffen die ontstaan bij het gebruik van het schip (zoals afgewerkte olie, bilgewater, brandstofrestanten, klein gevaarlijk afval en vuilnis) en afvalstoffen die ontstaan door de lading (waswater, ballastwater en ladingrestanten). Voor schepen die zich willen ontdoen van deze afvalstoffen zijn regels vastgelegd in internationale verdragen.

Internationale verdragen

Voor de binnenvaart is dat het Scheepsafvalstoffenverdrag en voor de zeevaart het Marpol-verdrag en de EU-richtlijn inzake havenontvangstvoorzieningen. Deze internationale verdragen zijn in Nederland in de wetgeving opgenomen. Het Scheepsafvalstoffenverdrag is met het Scheepsafvalstoffen besluit in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Marpol-verdrag en de EU-richtlijn inzake havenontvangstvoorzieningen zijn in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd middels de Wet voorkoming verontreiniging door schepen.

5.1 SCHEEPSAFVALSTOFFENBESLUIT (BINNENVAART)

Het Scheepsafvalstoffenbesluit is in Nederland van toepassing op schepen die zich bevinden op de binnenwateren die zijn opengesteld voor het openbare scheepvaartverkeer. Met uitzondering van zeeschepen in zeehavens/zeetoegangswegen en pleziervaartuigen. Internationaal vindt het besluit zijn basis in het Scheepsafvalstoffenbesluit dat ook is ondertekend door Duitsland, België, Frankrijk, Luxemburg en Zwitserland.

Het Scheepsafvalstoffenbesluit bestaat uit drie delen:

A  Verzameling, afgifte en inname van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval

B  Verzameling, afgifte en inname van afval van lading

C  Verzameling, afgifte en inname van overig scheepsbedrijfsafval

Deel A

Voor de nanciering van het inzamelen en verwijderen van olie- en vethoudende afvalstoffen, verplicht het Scheepsafval- stoffenverdrag de binnenvaart een verwijderingsbijdrage te betalen. De betaling geschiedt via een he ng op gasolie. Eigenaren van gemotoriseerde vaartuigen of drijvende werk- tuigen waarvan de hoofd- en hulpmotoren (met uitzondering van ankerliermotoren) gasolie verbruiken, moeten een verwijderingsbijdrage betalen op basis van het volume gebunkerde gasolie.

Aanvullende regels deel A

Olie- en vethoudend afval wordt in de binnenvaart al enige jaren ingezameld en afgegeven aan de milieuboot of aan wal. Het afval dat aan boord vrijkomt, dient gescheiden in daarvoor bestemde reservoirs te worden opgeslagen. De reservoirs moeten zo geplaatst zijn dat lekkage direct kan worden opgemerkt en gestopt. Het is verboden om reservoirs los aan dek te plaatsen en afval te verbranden. Reinigingsmiddelen die water en olie zodanig vermengen dat deze niet meer te scheiden zijn, mogen niet worden gebruikt. Afhankelijk van de mate waarin afval ontstaat, dient het met tussenpozen aan een erkende ontvangstvoorziening te worden afgegeven. Daarvan moet een aantekening worden gemaakt in een geldig olieafgifteboekje, dat ieder gemotoriseerd vaartuig

aan boord moet hebben. De schipper moet verplicht een verwijderingsbijdrage betalen. Deze bijdrage wordt gebruikt om de kosten te dekken voor het inzamelen en verwerken van olie- en vethoudende scheepsbedrijfsafvalstoffen. 

Deel B

Voor de kosten van het veegschoon of zuigschoon opleveren en het nalenzen en wassen van laadruimen en ladingtanks, is degene die het schip lost of in wiens opdracht het schip wordt gelost, verantwoordelijk. Dat geldt ook voor eventuele extra wachttijden of omwegen die het gevolg zijn van het schoon- maken. Deel B wil waar mogelijk het ontstaan van afval beperken, vervuiling van de vaarwegen tegengaan en duidelijkheid verschaffen over de vraag wie verantwoordelijkheid draagt voor ladingafval, ladingrestanten en overslagresten die bij het vervoer van goederen met binnenschepen kunnen ontstaan.

Deel C

Deel C noemt de afvalsoorten die in deel A en B niet zijn genoemd. Te denken valt aan huisvuil, huishoudelijk afvalwater, slops uit ruimen en tanks en alle niet oliehoudende afvalsoorten, waaronder klein gevaarlijk afval. Voor afgifte van huisvuil, grof vuil en niet olie- en/of vethoudend afval op de Rijkswateren moet een abonnement worden afgesloten

bij de SAB. De kosten voor afgifte in de meeste havens zijn inbegrepen in de havengelden.

Aanvullende regels deel C

Het lozen van huishoudelijk afvalwater is verboden voor hotelschepen met meer dan vijftig slaapplaatsen of passagiersschepen met accommodatie voor meer dan

vijftig passagiers. Dit verbod geldt niet als deze vaartuigen beschikken over een toegelaten zuiveringsinstallatie. Voor de overige vaartuigen is het lozen van huishoudelijk afvalwater nog toegestaan.

Voor de schipper

Het is verboden huisvuil, slops, zuiveringsslib en KGA op de vaarweg te lozen. Dreigt dit onopzettelijk toch te gebeuren, dan moet de schipper direct de bevoegde autoriteit van de betre ende vaarweg waarschuwen met duidelijke vermelding van de hoeveelheid en soort afval die in de vaarweg is gekomen of dreigt te komen.

Afval scheiden

De schipper moet het afval gescheiden aan boord verzamelen, bewaren en vervolgens afgeven. Huishoudelijk afval, waaronder papier en glas, moet hij ook gescheiden afgeven. Als een schipper overweegt een waterzuiveringsinstallatie aan te scha en, kan hij zich richten naar de grens- en controlewaarden die zijn vermeld in het Scheepsafval- stoffenverdrag en het Reglement onderzoek Schepen op de Rijn (ROSR). 


5.2 WET VOORKOMING VERONTREINIGING DOOR (ZEE)SCHEPEN

De Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs) is van toepassing op zeeschepen. In de Wvvs zijn de

regels uit het Marpol-verdrag en de Europese richtlijn havenontvangstvoorzieningen opgenomen. De belangrijkste elementen van de Wvvs:

  • Het verbod voor zeeschepen, behoudens bepaalde uitzonderingen, om afval in zee te lozen.

  • De vooraanmelding: schepen zijn verplicht voor aankomst in de haven te melden hoeveel scheepsafval zich aan boord bevindt.

  • Afgifteplicht: schepen zijn in principe verplicht het afval aan boord voor vertrek uit de haven af te geven aan een havenontvangstvoorziening.

  • Indirecte nanciering: er is een systeem van indirecte nanciering ingevoerd, waarbij elk schip, ongeacht het feitelijk gebruik, substantieel (ten minste 30 procent) moet bijdragen aan de kosten van inzameling en verwerking.

  • Afvalbeheersplannen havens: elke haven moet een afvalbeheersplan hebben voor de afvalstoffen van de schepen die de haven aandoen.

De Wvvs bevat de verplichting voor de zeehavens om toereikende voorzieningen te hebben voor de ontvangst van afvalstoffen van de zeevaart. Met ‘toereikend’ wordt met name bedoeld dat de havenontvangstvoorzieningen geschikt zijn om de afvalstoffen in ontvangst te kunnen nemen en dat er voor de schepen die er gebruik van maken geen onnodig oponthoud wordt veroorzaakt. Een aantal havens heeft in

de havenverordening een verbod opgenomen om afval- stoffen van de zeevaart in te zamelen zonder vergunning.

De aangewezen havens hebben verder de verplichting een havenafvalplan op te stellen. Dit havenafvalplan moet onder meer een beschrijving van de procedures voor de ontvangst en inzameling van scheepsafval, schadelijke sto en en restanten van schadelijke sto en bevatten, en een beschrijving van de soort havenontvangstvoorzieningen en de capaciteit daarvan.

5.3 LOSSEN OF LOZEN?

De regelgeving in Nederland is helder. Op grond van de Waterwet is het verboden afvalstoffen in het oppervlakte- water te lozen, tenzij daarvoor een vergunning is verleend of het lozen is toegestaan door een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Nederland heeft het Scheepsafvalstoffen- verdrag als besluit (Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn en binnenvaart) in de wet geïmplementeerd. Daardoor is het een AMvB.

Waswater

Het Scheepsafvalstoffenbesluit staat toe dat waswater van bepaalde soorten lading (zie de goederenlijst) en, in een aantal gevallen, huishoudelijk afvalwater, mag worden geloosd. Op deze genoemde uitzonderingen na moeten scheepsafvalstoffen worden afgegeven aan een houder van een vergunning voor het inzamelen, opslaan en/of be-/ verwerken van scheepsafvalsto en. Voorzieningen voor de afgifte van scheepsafvalsto en zijn aanwezig in alle zeehavens, visserijhavens en op de belangrijkste vaarwegen. Met de mobiele inzamelmiddelen (vaar- en voertuigen) kan op elke plaats in Nederland scheepsafval worden afgegeven.

Huishoudelijk afvalwater

De binnenvaart mag, conform het Scheepsafvalstoffenbesluit, het huishoudelijk afvalwater lozen in het oppervlaktewater. Behalve passagiers- en hotelschepen met meer dan vijftig passagiers aan boord. Dit afvalwater moet worden afgegeven aan land of aan boord worden gezuiverd.

Zeeschepen

Op grond van het Marpol-verdrag is het de zeevaart toegestaan bepaalde stoffen onder zeer strikte voorwaarden in open zee te lozen. Langs de kust is dat niet toegestaan.

Visserij

Visserschepen vallen ofwel onder het Scheepsafvalstoffenverdrag of onder de Wet voorkoming verontreiniging door schepen. Dat is afhankelijk van het feit of zij op zee vissen (Wvvs) of in de binnenwateren (SAV). 

Goederenlijst (Scheepsafvalstoffenverdrag)

In de goederenlijst van het Scheepsafvalstoffenverdrag staan voorschriften voor afgifte en inname van scheepsafval. Die voorschriften zijn afhankelijk van de ladingsoort en de losstandaard. Zo mag waswater uit de laadruimen, dat kan ontstaan bij het vervoer van milieuonschadelijke ladingen, onder bepaalde voorwaarden in de vaarweg worden geloosd. Bij iets minder onschadelijke ladingen mag u het waswater op het riool lozen. Als de lading echt schadelijk is, moet het waswater naar een ontvangstvoorziening toe. In alle gevallen bent u verplicht de laadruimen of ladingtanks eerst goed

leeg en schoon te maken. Ladingrestanten moeten zo veel mogelijk tijdens het lossen of direct daarna bij de lading worden gevoegd. Zo wordt het ontstaan van afval voorkomen, wat goedkoop en goed voor het milieu is. 

Losstandaard (Scheepsafvalstoffenverdrag)

In de goederenlijst kunt u ook nagaan welke losstandaarden er van toepassing zijn voor de goederen die in het ruim of de tank van het schip zijn vervoerd. Degene die het schip lost of in wiens opdracht het schip gelost wordt, is in eerste instantie verantwoordelijk voor het ‘schoon’ opleveren van het schip conform deze losstandaarden. 

Losverklaring (Scheepsafvalstoffenverdrag)

Ieder schip dat binnen het toepassingsgebied van het Scheepsafvalstoffenverdrag is gelost, moet van elke lossing een geldige losverklaring aan boord hebben. Deze losverklaring moet ten minste twaalf maanden aan boord worden bewaard. Het schip mag de losplek niet verlaten voordat degene die het schip heeft gelost of in wiens opdracht het schip is gelost, een losverklaring volgens een vastgesteld model in tweevoud heeft opgemaakt en door de schipper heeft laten ondertekenen. De schipper ondertekent de verklaringen echter pas als hij heeft vastgesteld dat het schip aan de losstandaard van de goederenlijst voldoet. Degene die het schip heeft gelost en de verklaring heeft opgemaakt, dient één exemplaar van de losverklaring in de bedrijfsadministratie te bewaren. Als het waswater aan een ontvangstinrichting wordt afgegeven,

moet de losverklaring ook worden ondertekend door de verantwoordelijke van de ontvangstinrichting. 

Geen losverklaring nodig voor vaartuigen die, gezien hun type en bouwwijze, geschikt zijn en gebruikt worden voor:

  1. het vervoer van containers;

  2. het vervoer van lading die op en van het schip kan worden gereden, stukgoed, bijzonder of zwaar transport, dan wel grote apparaten

  3. de levering van brandstoffen, drinkwater en boordvoorraden aan zee- en binnenschepen door bevoorradingsschepen

  4. de verzameling van olie- en vethoudende scheepsafvalstoffen; 

  5. het vervoer van vloeibare gassen (ADN, type G);

  6. het vervoer van zwavel in vloeibare toestand, bij 180°C of meer, cementpoeder, vliegas, en daarmee vergelijkbare goederen die als stortgoed of als verpompbare lading worden vervoerd en waarbij gebruik wordt gemaakt van een systeem voor het laden, lossen en opslaan aan boord dat uitsluitend voor de betreffende goederensoort geëigend is en

  7. het vervoer van zand, grind of baggerspecie vanaf de baggerput of winlocatie naar een loslocatie, voor zover het betreffende schip uitsluitend gebouwd en ingericht is voor dit vervoer; een en ander indien het schip de genoemde goederen of ladingen ook daadwerkelijk vervoert of als laatste lading heeft vervoerd en niet meerdere soorten lading tegelijkertijd vervoert of als laatste lading heeft vervoerd.

Tevens een uitzondering voor vaartuigen voor zover die een lading lossen in een zeeschip, indien dat door de schipper kan worden gestaafd met desbetreffende vervoersdocumenten.

De bevoegde autoriteit kan voor een schip in vergelijkbare omstandigheden zoals in vorenstaande genoemd een ontheffing verlenen. 

De volgorde als het Scheepsafvalstoffenverdrag van toepassing is:

  • Maak het vervoersdocument op en vermeld de ladingsoort en het NSTR-nummer.

  • Degene die het schip laadt, controleert de losstandaard.

  • Degene die het schip laadt, voorkomt morsen en voegt overslagresten zo veel mogelijk bij de lading.

  • De schipper meldt zich op de losplek bij degene die het schip lost.

  • Degene die het schip lost, bepaalt de juiste losstandaard en brengt het schip terug in de staat waarin het zich bevond toen het transport werd aangevangen. Hierna wordt het transport op basis van het vervoersdocument beëindigd.

  • Als degene die lost niet over een voorziening beschikt om waswater te ontvangen, wijst hij een ontvangstinrichting toe.



5.4 ADMINISTRATIEVE VERPLICHTINGEN

De regels omtrent scheepsafvalstoffen omvatten ook

een aantal administratieve verplichtingen. Deze zijn niet hetzelfde als die voor landafvalstoffen. Bovendien zijn er verschillen tussen de administratieve verplichtingen voor de zeevaart (Wvvs) en de binnenvaart (SAV). Hieronder zijn de administratieve verplichtingen voor beide wetgevingen kort weergegeven.

Binnenvaart (SAV)

Bij de afgifte van scheepsafvalstoffen moet het formulier voor de afgifte van scheepsafvalstoffen (het S-formulier) worden ingevuld. Ook moeten het bedrijf dat de scheepsafvalstoffen in ontvangst neemt en het afgevende schip het S-formulier ondertekend. Dit S-formulier geldt voor het afgevende schip als een bewijs van afgifte. De afgifte moet eveneens in het olieafgifteboekje van het afgevende schip worden vermeld.

Afvalstoffen van de lading

Voor afvalstoffen afkomstig van de lading gelden aanvullende verplichtingen. Van elke lossing van een lading moet een losverklaring worden opgemaakt. Het schip mag de losplek niet verlaten voordat degene die het schip heeft gelost of in wiens opdracht het schip is gelost, een losverklaring volgens een vastgesteld model in tweevoud heeft opgemaakt en door de schipper heeft laten ondertekenen. De schipper ondertekent de verklaringen echter pas als hij heeft vastgesteld dat het schip aan de losstandaard van de goederenlijst van het Scheepsafvalstoffenverdrag voldoet. Degene die het schip heeft gelost en de verklaring heeft opgemaakt, dient één exemplaar van de losverklaring in de bedrijfsadministratie te bewaren. Als het waswater aan een ontvangstinrichting wordt afgegeven, moet de losverklaring ook worden ondertekend door de verantwoordelijke van de ontvangstinrichting. 

Eenheidstransporten

Eenheidstransporten zijn transporten waarbij tijdens opeen- volgende reizen dezelfde lading of met elkaar verenigbare ladingen worden vervoerd. Om die reden is geen reiniging van laadruimen of ladingtanks vereist. De schipper moet er wel voor zorgen dat hij een door hem en de opdrachtgever ondertekende losverklaring aan boord heeft. Regenwater en/ of lekwater uit de lading, dat tijdens het uitvoeren van de eenheidstransporten in de laadruimen ontstaat, moet hij door of voor rekening van de opdrachtgever laten verwijderen.

Zeeschepen (Wvvs)

Zeeschepen moeten, voordat een haven wordt aangedaan, een opgave doen van de afvalstoffen die aan boord aanwezig zijn. Dit is de zogenaamde vooraanmelding. Bij de afgifte van scheepsafvalstoffen moet het formulier voor de afgifte van scheepsafvalsto en (het S-formulier) worden ingevuld. Ook moeten het bedrijf dat de scheepsafvalstoffen in ontvangst neemt en het afgevende schip het S-formulier ondertekenen. Dit S-formulier geldt voor het afgevende schip als een bewijs van afgifte. Zeeschepen moeten de afgifte ook vermelden

in de verplichte journaals aan boord (het oliejournaal en vuilnisjournaal).

Route-inzameling en inzamelaarsregeling

Zowel route-inzameling als inzamelen volgens de inzamelaarsregeling zijn bij scheepsafvalstoffen toegestaan. Van route-inzameling is sprake als één inzamelaar in één inzamelrit bij meer adressen gelijksoortige afvalstoffen ophaalt en die tijdens de rit samenvoegt. Op een aparte bijlage bij de begeleidingsbrief moet hij aangeven bij welke adressen hij de afvalstoffen heeft ingezameld. Dit is de zogeheten routelijst.

S-nummer

Op het S-formulier hoeft geen afvalstroomnummer te worden vermeld. In plaats daarvan kent de inzamelaar aan elk S-formulier een uniek nummer toe, het S-nummer.

Ontvangstvoorzieningen

Bij het transport van scheepsafvalstofen moet een door

het afgevende schip en de ontvangstvoorzieningen ingevuld en ondertekend S-formulier aanwezig zijn. Dit S-formulier moet in de administratie van de ontvangstvoorziening worden bewaard. Als waswater van ladingruimen uit de binnenvaart wordt ontvangen, moet de ontvangstvoorziening tevens de losverklaring ondertekenen voor ontvangst van

het waswater. Als afval van zeeschepen wordt ontvangen, gelden aanvullende regels. In een aantal zeehavens moet voorafgaand aan de inzameling een zogenaamde ‘operationele melding’ aan de haven worden gedaan. Daarin wordt gemeld dat scheepsafval van een zeeschip zal worden ingezameld. Verder moet een melding aan de douane plaatsvinden.

Let op!

Het S-formulier moet worden gebruikt bij het in ontvangstnemen van afvalstoffen van schepen waarop deze afvalstoffen zijn ontstaan.

Bij de afgifte door de ontvangstvoorziening van de ingezamelde afvalstoffen wordt de ontvangstvoorziening gezien als een ontdoener. De verplichtingen die daarbij gelden, staan in hoofdstuk 4 ‘Nationaal transporteren, melden en registreren van afvalstoffen’.