SVA Kennisbank thema AVC 2002

Korte antwoorden over aansprakelijkheid - schade -  verjaring

home  /  avc 2002   /   Korte antwoorden over aansprakelijkheid - schade - verjaring


  1. AVC-limiet
  2. CMR-limiet
  3. Directe en indirecte schade 
  4. Vertraging 
  5. Zichtbare en onzichtbare schade 
  6. Verjaringstermijn van schadeclaim 
  7. Schorsing en stuiting van de verjaringstermijn

 

1. AVC-Limiet

De vervoerder is maximaal aansprakelijk voor €3,40 per kilogram (art.13 AVC), tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid (art.14 AVC).

2. CMR-Limiet

De vervoerder is maximaal aansprakelijk voor SDR 8,33 per ontbrekende kilogram brutogewicht (art. 23 CMR). Het maximum geldt niet indien de schade is veroorzaakt door opzet of bewuste roekeloosheid.

SDR 8,33 bedraagt rond de € 10,00. De exacte omrekenkoers wordt dagelijks vastgesteld. Deze koers kunt u vinden op www.imf.org of op http://coinmill.co .

3. Directe en Indirecte Schade

De vervoerder is aansprakelijk voor schade aan of verlies van de vervoerde zaken alsmede voor vertragingsschade (art. 10 jo art. 9 AVC). Voor andere schade, zoals gevolgschade, bedrijfsstilstand of immateriële schade, is de vervoerder uit hoofde van de vervoerovereenkomst niet aansprakelijk (art. 13 AVC), tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. 

4. Vertraging

Bij vervoer onder AVC is de maximale schadevergoeding beperkt tot eenmaal de vrachtprijs, tenzij schriftelijk een aflevertermijn is overeengekomen, dan is de maximale schadevergoeding beperkt tot tweemaal de vrachtprijs.

Bij vervoer onder CMR kan de schadevergoeding niet meer bedragen dan de vrachtprijs.

5. Zichtbare en Onzichtbare schade

In geval de ontvanger bij aflevering van de goederen constateert, dat er sprake is van schade of tekorten, dan dient hij een voorbehoud op de vrachtbrief te maken. Het voorbehoud moet specifiek zijn (bijvoorbeeld: "twee dozen nat" of "manco één krat cola"). Een standaard mededeling op de vrachtbrief zoals "onder algemeen voorbehoud" of een stempel heeft geen rechtseffect. 

Als het verlies of de beschadiging niet zichtbaar is op het moment van de aflevering, dan moet de ontvanger in ieder geval binnen zeven dagen na aflevering van de goederen de voorbehouden schriftelijk ter kennis van de vervoerder brengen. Als de ontvanger niet binnen zeven dagen schade meldt, dan wordt hij geacht de goederen te hebben ontvangen in de staat als omschreven in de vrachtbrief en is de vervoerder in principe niet aansprakelijk.

Het gaat hier om de bewijslast, want als de ontvanger toch er in slaagt te bewijzen dat het verlies of de schade is ontstaan tijdens het vervoer, dan is de vervoerder aansprakelijk. Zo'n bewijs is niet makkelijk te leveren. Wij adviseren om de goederen direct na ontvangst te controleren en schademeldingen zo snel mogelijk te versturen.

6. Verjaringstermijn van Schadeclaim

Een schadeclaim dient binnen één jaar, nadat de vordering is ontstaan, geclaimd te worden. De verjaringstermijn van vorderingen uit de vervoerovereenkomst is namelijk kort, namelijk één jaar. Als de vervoerder de claim afwijst, dan kan de éénjaarstermijn worden gestuit iedere keer dat de crediteur zich (schriftelijk) op zijn vordering beroept. Dat kan in de vorm van een betalingsherinnering, aanmaning, een schrijven waarin de vordering gestand wordt gedaan of anderszins. Verjaring wil zeggen, dat de claim niet meer geldig is. Zeker bij grotere bedragen is het daarom verstandig ruim op tijd rechtskundig advies in te roepen om te voorkomen, dat de vordering verjaart.

REGRES

In sommige gevallen kan de afzender of vervoerder de geclaimde schadevergoeding verhalen op een andere partij. Bijvoorbeeld wanneer voor de uitvoering van een vervoerovereenkomst gebruik is gemaakt van een ondervervoerder, en de hoofdvervoerder aansprakelijk is gesteld. In dat geval krijgt men nog drie maanden extra om zich te verhalen op de ondervervoerder ex art 8:1720 BW (en art. 28 lid 2 AVC 2002). Deze drie maanden termijn begint te lopen op de eerste van de volgende dagen: a. de dag waarop de schadevergoeding betaald is; b. de dag waarop een rechtzaak is begonnen tegen de afzender of vervoerder; c. de dag waarop de verjaring van de vordering is gestuit door een schriftelijke aanmaning danwel schriftelijk gemaakt voorbehoud van recht; d. de dag waarop de vordering is verjaard.

 


 





7. Schorsing en stuiting van de verjaringstermijn

Bron: Beursbengel nr. 837, september 2014, p. 31, Prof.Mr. M.H. Claringbould, S&S 2014, 62 Hoge Raad 20 december 2013

In het vervoerrecht zijn verjaringstermijnen de nachtmerrie voor iedere schade behandelaar of advocaat die ten behoeve van de lading optreedt.

Bij CMR is de verjaringstermijn voor ladingclaims één jaar vanaf de dag waarop de beschadigde goederen zijn afgeleverd; bij totaal verlies begint die termijn gewoonlijk te lopen vanaf de zestigste dag na de inontvangstneming van de goederen door de vervoerder. Bij opzet of bewuste roekeloosheid wordt de termijn drie jaar (art.32 lid 1 CMR).

Met betrekking tot die verjaringstermijn voor ladingclaims heeft de CMR de bijzondere regeling van schorsing van de termijn. Art. 32 lid 2 CMR bepaalt immers dat de verjaringstermijn (let op: alleen voor ladingclaims!) wordt geschorst (dat wil zeggen stopt met lopen) vanaf het moment dat de ladingbelanghebbende aan de vervoerder een schriftelijke vordering stuurt, dat wil zeggen: in duidelijke bewoordingen de vervoerder schriftelijk aansprakelijk stelt voor de schade. Dat kan overigens eenvoudig per e-mail. Simpel gezegd, de verjaringstermijn rust dan even uit aan de kant van de weg…

Die termijn gaat weer lopen vanaf het moment dat de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en ook dat kan per e-mail. In feite wordt dan de verjaringstermijn van één jaar verlengd met de ‘rustperiode’. Bijvoorbeeld: de schade doet zich voor op 1 januari 2014 en op 1 februari 2014 stuurt de ladingbelanghebbende de schriftelijke vordering naar de vervoerder. De vervoerder wijst die vordering per e-mail af op 1 maart 2014. De termijn is dan geschorst voor een periode van 28 dagen (2014 is immers geen schrikkeljaar) en derhalve verjaart de vordering tot schadevergoeding in dit geval niet op 1 januari 2015 maar op 28 januari 2015. De uiterste termijn waarop de ladingbelanghebbende nog kan dagvaarden is dan 27 januari 2015.

Daarnaast kennen we in het Nederlandse recht nog de stuiting van de verjaringstermijn (art.3:317 BW). Een stuiting van de verjaringstermijn komt tot stand door het sturen van een duidelijke aansprakelijkstelling door de ladingbelanghebbende aan de vervoerder, waarin de ladingbelanghebbende vergoeding van de ladingschade vordert. Een stuiting houdt in dat de verjaringstermijn vanaf de dag van stuiting in zijn geheel weer opnieuw gaat lopen. Bijvoorbeeld: de ladingschade doet zich voor op 1 januari 2014. De ladingbelanghebbende stuurt een e-mail tot stuiting van de termijn op 1 februari 2014. Vanaf die dag begint weer de éénjaartermijn te lopen, zodat de éénjaartermijn voltooid is op 31 januari 2015 en dat is ook de uiterste dag waarop nog door de ladingbelanghebbende gedagvaard kan worden. Naar Nederlands recht kan die stuitingshandeling telkens herhaald worden. Op die manier kan de ladingbelanghebbende strikt genomen zonder dat de vervoerder daar iets tegen kan doen de termijn eindeloos verlengen door telkens stuitingsbrieven of e-mails tot stuiting te sturen.

De vraag waar de Hoge Raad zich voor zag gesteld was of de schorsingshandeling van art.32 lid 2 CMR (het sturen van een brief of e-mail waarin de vervoerder voor de ladingschade aansprakelijk wordt gehouden) gelijk kan worden gesteld met een stuiting die volgens art. 32 lid 3 CMR ook toegelaten is. Met andere woorden: kan de ladingbelanghebbende zeggen dat hij niet zozeer een schorstingsbrief heeft gestuurd (dat kan volgens de tekst van art. 32 lid 2 CMR maar één keer), maar dat hij telkens stuitingsbrieven heeft gestuurd, waarbij het niet uitmaakt of de vervoerder al dan niet de vordering schriftelijk heeft afgewezen.

De Hoge Raad zegt twee dingen. Ten eerste dat een schriftelijk vordering als bedoeld in art. 32 lid 2 CMR de daargenoemde schorsing bewerkstelligt en derhalve niet gelijk mag worden gesteld met een stuitingsbrief. En ten tweede dat, indien de schriftelijke vordering in de zin van art. 32 lid 2 CMR is geschorst en deze schorsing op voet van art.32 van datzelfde lid is opgeheven, een schriftelijke aansprakelijkstelling op de voet van art. 3:317 BW (de stuitingsbrief) er niet toe kan leiden dat de verjaring wederom wordt geschorst of alsnog wordt gestuit. Die schriftelijke aansprakelijkstelling moet in dit verband immers worden aangemerkt als een vordering als bedoeld in art. 32 lid 2 CMR, derhalve als een schorsingshandeling.

Samengevat: een duidelijke schriftelijke vordering, waarin de ladingbelanghebbende de CMR-vervoerder aansprakelijk stelt voor de ladingschade, bewerkstelligt een eenmalige schorsing van de verjaringstermijn. Die schorsing wordt beëindigd zodra de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst. De Nederlandse mogelijkheid tot stuiting van de verjaringstermijn komt bij de CMR voor ladingclaims niet aan de orde!

De enige andere manier om een langere termijn te krijgen dan de één jaartermijn is een verlenging van de verjaringstermijn overeen te komen. Let op, die verlenging moet daadwerkelijk tussen de ladingbelanghebbende en de vervoerder en dus niet tussen hun expert of verzekeraar worden overeengekomen. Als een expert of verzekeraar de termijn verlengt, moet hij dat namens de vervoerder doen en evenzeer moet de goederenverzekeraar of de goederexpert de verlenging namens de ladingbelanghebbende aanvragen.