De paardensprong uitgelegd: de beperkte aansprakelijkheid van de wegvervoerder


Tijdens binnenlands wegvervoer wordt een zending Apple-producten ontvreemd. Achteraf blijkt dat de chauffeur betrokken was bij de diefstal. Ladingbelanghebbenden spreken de vervoerder aan tot de vergoeding van de schade. Die vordering wordt door zowel de Rechtbank Midden-Nederland, als het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden afgewezen. Hoe kan de vervoerder hier de dans zijn ontsprongen? Dat heeft alles te maken met de nagenoeg onbreekbare limieten voor het binnenlands wegvervoer en de paardensprongregeling van Boek 8 BW. Na bespreking van de uitspraak van het hof, wordt nader ingegaan op de paardensprong regeling van boek 8 BW en de CMR. Daarbij wordt besproken of het ook mogelijk is de paardensprong regeling te omzeilen. 


Feiten 


Metro Group Logistics (“MGL”), onderdeel van het Mediamarktconcern, geeft DHL opdracht om een met Apple-producten beladen oplegger te vervoeren van het adres van Five4U in Utrecht naar het distributiecentrum van DHL in Utrecht. DHL besteedt het transport uit aan Morgarco. De chauffeur van Morgarco neemt de beladen oplegger ten vervoer in ontvangst, maar levert deze niet af. Volgens de chauffeur omdat tijdens het vervoer de oplegger met geweld van hem is afgenomen. De chauffeur doet hiervan ook aangifte bij de politie. Maar achteraf blijkt dat de chauffeur de zending zelf heeft verduisterd en een valse aangifte heeft gedaan van ontvoering, bedreiging en diefstal. Dat levert de chauffeur een gevangenisstraf op van 12 maanden.


De waarde van de gestolen Apple-producten bedraagt € 214.087,88. DHL betaalt aan MGL een bedrag van € 32.004,46 als schadeloosstelling. Het resterende bedrag van € 182.083,42 ontvangt MGL van haar goederenverzekeraar, Ergo Versicherung (“Ergo”). Ergo, die gesubrogeerd is in de rechten van MGL, vordert daarop betaling van € 182.083,42 van Morgarco. Morcargo weigert te betalen, waarop de zaak aan de rechter wordt voorgelegd. 


Volgens Ergo is Morcargo als vervoerder en als werkgever van de chauffeur aansprakelijk voor de diefstalschade. Daarbij stelt zij dat Morcargo zélf onrechtmatig heeft gehandeld (art. 6:162 BW), Morcargo bovendien aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door haar werknemers (art. 6:170 BW) en aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door niet-ondergeschikten (art. 6:171 BW). De schade die voor Ergo is ontstaan door dit onrechtmatig handelen bedraagt € 182.083,42. Morcargo is gehouden deze schade aan haar te vergoeden, aldus Ergo.


Morcargo ziet dat anders. Voor binnenlands wegvervoer geldt een limiet van € 3,40 per kg verloren brutogewicht.[1]  Het gewicht van de gestolen zending is 880 kg, zodat de limiet slechts € 2.992 bedraagt. Bovendien is volgens haar de vordering van Ergo op grond van art. 8:1711 BW verjaard, nu de verjaringstermijn van één jaar niet tijdig is veiliggesteld. Daarbij maakt het volgens Morcargo niet uit of zij op grond van de vervoerovereenkomst wordt aangesproken of – zoals in dit geval – buiten de vervoerovereenkomst. In beide gevallen meent zij, al dan niet via de paardensprongregeling van artikel 8:1081 BW jo 8:363 BW, een beroep te kunnen doen op de limiet en verjaringstermijn. De paardensprongregeling houdt kort gezegd in dat de vervoerder (Morcargo) een beroep kan doen op de beperkingen die gelden in de relatie tussen de derde-eigenaar (MGL[2] ) en diens contractuele vervoerder (DHL). Volgens Morcargo heeft DHL zich tegenover MGL verbonden tot binnenlands wegvervoer, wat betekent dat DHL een beroep toekomt op de limiet van € 3,40 per kg en op de eenjaarstermijn. En dus kan zij tegenover Ergo eveneens een beroep doen op de limiet van € 3,40 per kg en de eenjaarstermijn. 


Ergo betwist niet dat DHL en Morcargo zich allebei hebben verbonden tot binnenlands wegvervoer. Ook betwist zij niet dat Morcargo via de paardensprongregeling in beginsel een beroep kan doen op dezelfde limieten en verjaringstermijnen, die DHL ten opzichte van MGL kan inroepen. Maar Ergo bestrijdt dat Morcargo in dit specifieke geval een beroep kan doen op deze beperkingen van aansprakelijkheid. Volgens Ergo moet het opzettelijk handelen van de chauffeur namelijk worden gelijkgesteld met het opzettelijk handelen van Morcargo. En dat betekent dat Morcargo op grond van art. 8:1108 BW geen beroep toekomt op enige beperking van aansprakelijkheid. Daarnaast heeft Morcargo opzettelijk, dan wel bewust roekeloos gehandeld door de chauffeur in kwestie te werk te stellen. Zo zou Morcargo, volgens Ergo, niet hebben aangetoond dat de chauffeur aan alle voorwaarden voldeed die door DHL waren gesteld. Ook zou een Verklaring Omtrent Gedrag (“VOG”) van de chauffeur ontbreken. 


Verder maakt Ergo er een punt van dat niet duidelijk is welke Morcargo vennootschap werkgever is van de chauffeur. Ergo heeft in dit verband drie Morcargo-vennootschappen gedagvaard: Morcargo, Morcargo Transport en Morcargo Materieel. Volgens Ergo is niet duidelijk wie de werkgever is van de chauffeur, zodat ook niet duidelijk is of de desbetreffende werkgever wel betrokken was bij het vervoer in kwestie. Alleen een vennootschap betrokken bij het vervoer in kwestie kan via de paardensprongregeling de limiet inroepen. Ook om deze reden komt Morcargo volgens Ergo geen beroep toe op de limieten. 


Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden  [3]  


Volgens het hof staat vast dat DHL en Morcargo zich beide hebben verbonden tot binnenlands wegvervoer. Ook staat vast dat Morcargo via de paardensprongregeling van artikel 8:1081 BW juncto 8:363 BW een beroep kan doen op dezelfde limieten en verjaringstermijnen, als waarop DHL een beroep kan doen. Dit is slechts anders wanneer sprake is van opzet of bewust roekeloos handelen in de zin van artikel 8:1108 lid 1 BW. In dit artikel staat:

De vervoerder kan zich niet beroepen op enige beperking van zijn aansprakelijkheid, voor zover de schade is ontstaan uit zijn eigen handeling of nalaten, geschiedt hetzij met het opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.  

Er moet dus sprake zijn van een “eigen handeling of nalaten” van Morcargo zelf. Omdat Morcargo een rechtspersoon is, rijst de vraag wanneer sprake is van een “eigen handeling of nalaten” van Morcargo. Het moet gaan om gedragingen van personen die, gelet op hun positie binnen de rechtspersoon Morcargo in het maatschappelijk verkeer hebben te gelden als handelingen van Morcargo zelf.[4]  Volgens het hof kan het handelen van de chauffeur niet worden aangemerkt als het handelen van Morcargo zélf. De opzet van de chauffeur is dus niet gelijk te stellen met de opzet van Morcargo in de zin van artikel 8:1108 BW.


Dan het verwijt dat Morcargo opzettelijk, dan wel bewust roekeloos heeft gehandeld door de chauffeur te werk te stellen. Volgens het hof is sprake van opzettelijk handelen wanneer wordt gehandeld met het oogmerk de schade te veroorzaken. En er is sprake van bewust roekeloos handelen als Morcargo zich roekeloos gedraagt, het aan de gedraging verbonden gevaar kent en zich ervan bewust is dat de kans dat het gevaar zich zal verwezenlijken aanzienlijk groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren, maar zich door dit een en ander niet van dit gedrag laat weerhouden. Volgens het hof is hier geen sprake van. De chauffeur heeft twee jaar voorafgaand aan de diefstal probleemloos voor Morcargo gereden en bovendien is onduidelijk welke instructies van DHL niet zouden zijn opgevolgd. En zelfs al zouden instructies van DHL niet zijn opgevolgd, dan nog is dat niet voldoende voor het aannemen van opzet of bewuste roekeloosheid van Morgarco zélf, aldus het hof. 


Dit betekent volgens het hof dat Morcargo gewoon een beroep kan doen op de paardensprongregeling van art. 8:363 BW en daarmee op de limiet van € 3,40 per kg en de verjaringstermijn van één jaar. Ergo heeft erkend dat de verjaringstermijn niet tijdig is gestuit. De vordering van Ergo op Morcargo is dus verjaard. 


Tot slot gaat het hof in op de werkgeversaansprakelijkheid. Volgens het hof kan enkel een partij die buiten de vervoersketen staat, geen beroep doen op de paardensprongregeling van artikel 8:363 BW. Ergo dient dus te stellen en te bewijzen dat de chauffeur in dienst was van een partij die buiten de vervoersketen staat. Dat heeft Ergo nagelaten. Ergo heeft enkel gesteld dat eerst moet worden nagegaan met wie de chauffeur een arbeidsovereenkomst heeft gesloten. Dat is volgens het hof te weinig, nu door Morgarco is gesteld dat de chauffeur in dienst was van Kobalt. Kobalt is niet in deze procedure betrokken, zodat ook deze grondslag de vordering van Ergo niet kan dragen. Ergo blijft dus met lege handen achter.


De paardensprong van Boek 8 BW en de CMR  


Over de gehele linie van het vervoerrecht geldt dat de aansprakelijkheid van de vervoerder is gelimiteerd. PG Vlas schrijft over de achtergrond hiervan[5]

Ter rechtvaardiging van limitering van aansprakelijkheid worden een aantal argumenten gehanteerd, waaronder (i) dat limieten bepaalde risico’s verzekerbaar maken, (ii) dat aansprakelijkheid uitsluitend is gerechtvaardigd bij een passende verzekeringsdekking, (iii) dat het kwetsbare bedrijfstakken beschermt, (iv) dat schade van catastrofale omvang niet door de schadeveroorzaker alleen behoeft te worden gedragen, (v) dat discrepantie bestaat tussen de ernst van de schade en de hoogte van de beloning, en (vi) dat de omvang van het risico beter bepaalbaar is aan de kant van het voorwerp van de schade. Zoals ook de rechtbank in de onderhavige zaak heeft overwogen en door het hof is herhaald, wordt in het algemeen in het vervoerrecht aangenomen dat limitering van aansprakelijkheid gerechtvaardigd is vanwege de noodzaak om het ondernemersrisico beheersbaar te houden en vanwege de verzekerbaarheid van dat risico.

Zo ziet de Hoge Raad het ook. De Hoge Raad verwijst expliciet naar deze overweging van PG Vlas en overweegt dat met de vervoerrechtelijke limieten wordt beoogd om een aanvaardbaar evenwicht te bewerkstelligen tussen, kort gezegd, kosten, opbrengsten, risico’s en verzekerbaarheid van het vervoer.[6]  Dat evenwicht is nodig, omdat over het algemeen een grote discrepantie bestaat tussen de waarde van de ten vervoer aangeboden goederen en de kosten van vervoer die door de vervoerder in rekening worden gebracht. 


Deze limieten beschermen de vervoerder tegen vorderingen van diens opdrachtgever. Maar in beginsel niet tegen vorderingen van derden, zoals de ladingeigenaar of diens gesubrogeerde verzekeraar. Daarvoor is de paardensprongregeling in het leven geroepen. Deze regeling, voor het binnenlands wegvervoer vastgelegd in art. 8:1081 BW jo 8:363 BW, houdt in dat de door een derde aangesproken vervoerder een beroep kan doen op de door de aanvaller gesloten overeenkomst. Dit betekent dat de vervoerder een beroep kan doen op dezelfde limieten en verjaringstermijnen als waarop de door de aanvaller ingeschakelde vervoerder een beroep kan doen. Of in de woorden van prof. Claringbould: de aanvaller krijgt een koekje van eigen deeg.[7]  Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft deze paardensprongregeling goed toegepast.   


Ook het CMR-verdrag bevat een paardensprongregeling. Artikel 28 lid 1 CMR bepaalt, kort samengevat, dat de door een derde aangesproken vervoerder zich kan beroepen op de limieten en verjaringstermijnen van de CMR. Deze regeling wijkt dus af van de paardensprongregeling in Boek 8 BW. In het systeem van Boek 8 BW moet de vervoerder zich verweren met een beroep op de door de aanvaller gesloten overeenkomst, waarvan hij de inhoud vaak niet kent. In het systeem van de CMR komt de vervoerder altijd een beroep toe op de bepalingen van de CMR die zijn aansprakelijkheid beperken of uitsluiten, ongeacht door wie hij wordt aangesproken. Het systeem van de CMR biedt de vervoerder dus meer rechtszekerheid. Die weet immers dat hem altijd een beroep toekomt op de CMR-limiet (tenzij sprake is van opzet of daarmee gelijk te stellen schuld), ongeacht door wie hij wordt aangesproken. Die zekerheid heeft de vervoerder die zich verbindt tot binnenlands wegvervoer niet. Immers, hij is afhankelijk van de afspraken die de aanvaller met de door hem ingeschakelde vervoerder heeft gemaakt. Als bijvoorbeeld MGL met DHL een hogere limiet heeft afgesproken[8] , dan kan Morcargo, wanneer zij wordt aangesproken door MGL of diens verzekeraar, enkel een beroep doen op die hogere limiet. 


En er is een nog veel groter risico wanneer het binnenlands wegvervoer onderdeel uitmaakt van een CMR-vervoer. In dit geval was de chauffeur betrokken bij de diefstal. Zoals terecht door het Hof Arnhem-Leeuwarden is vastgesteld, komt de binnenlandswegvervoerder ook dan een beroep toe op de limiet van € 3,40 per kg.[9]  Echter, zou de CMR gelden dan is de vervoerder op grond van art. 29 lid 2 CMR onbeperkt aansprakelijk voor de diefstalschade, omdat sprake is van opzet van een ondergeschikte. Dus zou DHL zich tegenover MGL hebben verbonden tot CMR-vervoer, dan zou Morcargo tegenover MGL/Ergo onbeperkt aansprakelijk zijn geweest. Terwijl Morgarco, in precies dezelfde zaak, tegenover DHL nog steeds een beroep toekomt op de limiet van € 3,40 per kg. Het is maar de vraag of binnenlandse wegvervoerders afdoende verzekerd zijn tegen dit soort risico’s. 


Het omzeilen van de paardensprongregeling 


Tijdens de procedure is gebleken dat de chauffeur formeel in dienst was van Kobalt, die niet betrokken was bij deze procedure. Kobalt heeft de chauffeur kennelijk uitgeleend aan Morcargo. De vraag is of Kobalt als formeel werkgever tegenover Ergo aansprakelijk is voor het opzettelijk handelen van de chauffeur. Daar valt wel het nodige voor te zeggen. Zo volgt uit Staat/Rotterdam (HR 13 mei 1988, NJ 1989/896) dat de uitlener aansprakelijk is voor de gedragingen van de uitzendkracht, tenzij hij kan aantonen dat hij ondanks het voortduren van het dienstverband geen enkele zeggenschap meer had uit hoofde van zijn rechtsbetrekking. Als Kobalt via de band van art. 6:170 BW aansprakelijk is voor de diefstalschade, komt haar dan via de paardensprongregeling een beroep toe op de vervoerrechtelijke limieten en verjaringstermijnen? Dat valt te betwijfelen. Naar de letter van de wet lijkt Kobalt geen beroep toe te komen op de paardensprongregeling. Dat zou betekenen dat Kobalt onbeperkt aansprakelijk is voor de gedragingen van de chauffeur. En als uitlener Kobalt met inlener Morcargo heeft afgesproken dat Morcargo haar moet vrijwaren tegen vorderingen van derden die betrekking hebben op de gedragingen van de uitzendkracht (wat niet ongebruikelijk zou zijn), dan komt de onbeperkte aansprakelijkheid alsnog bij Morcargo terecht. Ik vraag mij af of de wetgever hierover heeft nagedacht.  





                       
Voetnoten
 

[1] Art. 8:1105 BW en het KB van 17 maart 1997, Staatsblad 131.

[2] Ergo is gesubrogeerd in de rechten van MGL.

[3] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 maart 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:2521. Het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland d.d. 7 juli 2021, waartegen Ergo hoger beroep heeft ingesteld, is niet gepubliceerd.

[4] Hieronder vallen bijvoorbeeld de bestuurders van het bedrijf.

[5] Conclusie P-G mr. Vlas d.d. 15 december 2017, ECLI:NL:PHR:2017:1425, r.o. 2.12.

[6] HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:729, r.o. 3.5.1.

[7] M.H. Claringbould, ‘Titel 10.15 BW – IPR zee, binnenvaart- en luchtrecht: weinig nieuws’, MvV 2010, p. 126.

[8] Op grond van art. 8:1102 BW kunnen partijen onder bepaalde voorwaarden afwijken van de limiet van € 3,40 per kilo.

[9] Op grond van art. 8:1108 BW komt de vervoerder alleen dan geen beroep toe op de limiet, wanneer sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de vervoerder zélf.



                             
       





      h1, h2, h3, h4, h5 { font-weight: bold !important; } h1, h2, h3 { font-size: 18px !important; } h4, h5 { font-size: 16px !important; } Print Friendly and PDF
      De paardensprong uitgelegd: de beperkte aansprakelijkheid van de wegvervoerder
      mr. Leendert van Hee (Advocaat bij Van Traa advocaten) 1 november 2023


      Deel deze post
      ArchiEF

      CMR 67 jaar… hoe nu verder?