Bewijsvereiste voor invoer van ijzer- en staalproducten

Ook vervoerder is gehouden aan invoerverbod


De Europese Unie wordt in toenemende mate geconfronteerd met omzeiling van de Europese sancties tegen Rusland door handel via derde landen. Om dat een halt toe te roepen heeft de Europese Unie in het 11de sanctiepakket een aanvullende maatregel ingevoerd. In het kort moet de Europese importeur van de ijzer- en staalproducten die onder de regeling vallen, voortaan bewijzen dat de ijzer- en staalproducten een niet-Russische herkomst hebben (hierna: het ‘bewijsvereiste’).

Hoewel deze maatregel verplichtingen schept voor de importeur van het ijzer- of staalproduct is ook voor de vervoerder of andere dienstverleners betrokken bij import, kennis van dit voorschrift van belang. De vervoerder kan namelijk als uitvoerder van een transport dat het invoerverbod overtreedt gesanctioneerd worden.

In dit artikel geef ik uitleg over welke producten door de sanctie getroffen worden. Vervolgens ga ik in op de wijze waarop aan het bewijsvereiste kan worden voldaan en hoe de Douane het verbod zal handhaven. Tenslotte besteed ik aandacht aan de positie van de vervoerder.


Op welke ijzer- en staalproducten is het bewijsvereiste van toepassing?

Voor een goed begrip van het verbod volgt hier een korte weergave van de invoerverboden op ijzer- en staalproducten zoals deze zijn opgenomen in Verordening EU 833/2014. De verordening verbiedt de invoer in EU van de ijzer- en staalproducten uit Rusland die worden genoemd in Bijlage XVII bij de verordening. Tevens is per 30 september 2023 dit verbod ten aanzien van de Bijlage XVII producten uitgebreid met een verbod op de invoer van ijzer- en staalproducten uit derde landen. Kort gezegd, werd het verboden om ijzer- en staalproducten uit derde landen in te voeren die (i) voorkomen in Bijlage XVII bij Verordening EU 833/2014 én (ii) worden verwerkt met Bijlage XVII-producten afkomstig uit Rusland.

De ijzer- en staalproducten genoemd in Bijlage XVII zijn de ijzer- en staalproducten uit hoofdstukken 72  IJzer en Staal en 73 Producten van IJzer en Staal van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN-nummers 72 en 73). De bijlage omvat zowel halffabricaten als eindproducten van ijzer en staal.

Door middel van een overgangsregeling zijn tijdelijk uitgezonderd van het invoerverbod het GN-nummer 7207 11 tot 1 april 2024 en tot 1 oktober 2024 de GN-nummers 7207 12 10 en 7224 90. Het 12de sanctiepakket van de Europese Unie van 18 december 2023, verlengt de termijn voor GN-nummer 7207 12 10 en 7224 90 tot 1 oktober 2028.


Voorbeelden van de werking van het verbod (bron Douane)

Voorbeeld 1

Bevestigingsmiddelen (goederencode 7318) uit een derde land (bijv. China, India), die vervaardigd zijn van walsdraad (bv. 7221) dat afkomstig is uit Rusland, die zijn bestemd voor invoer in de Unie. De invoer in dit voorbeeld zou verboden zijn omdat zowel de GN-codes 7318 als 7221 zijn opgenomen in bijlage XVII en het walsdraad afkomstig is uit Rusland, tenzij het onder een specifieke uitzondering of afwijking valt.


Voorbeeld 2 

Een product afkomstig uit Rusland dat geen goed is dat is opgenomen in bijlage XVII wanneer het Rusland verlaat, wordt vervolgens verwerkt in een derde land, zodat het product vervolgens een goed wordt dat is opgenomen in bijlage XVII. Het is niet verboden om dit in de Unie in te voeren, omdat het product dat nu de Unie binnenkomt basisproducten afkomstig uit Rusland bevat die niet in bijlage XVII staan.


Het 11de sanctiepakket van de Europese Unie voegt aan de invoerverboden dus een bewijsvereiste toe. Hierna zullen we zien wat dat bewijsvereiste inhoudt.

Let wel dat het invoerverbod en het bewijsvereiste uiteraard niet van toepassing zijn op vervoer tussen landen binnen de EU van producten die al zijn ingevoerd of met andere producten al in het vrije verkeer zijn gebracht.


Het bewijsvereiste

De bewijsmiddelen

Art. 3, lid 1, sub d, Verordening EU 833/2014 schrijft voor dat de importeur op het moment van de invoer uit een derde land de herkomst van de ijzer- en staalproducten die zijn gebruikt in productie van het ingevoerde product moet kunnen bewijzen. De Verordening schrijft echter niet dwingend voor hoe dit bewijs moet worden geleverd. Dit betekent dat de importeur vrij is in de wijze waarop het bewijs wordt geleverd.

Om importeurs, douaneagenten etc. inzicht te geven in welk bewijs geaccepteerd wordt, heeft de Europese Commissie een ‘FAQ’ gepubliceerd waarin toegestane bewijsmiddelen worden beschreven. De documenten[1 ] [ 2] zijn echter niet identiek. Enerzijds omdat de Douane zijn tekst nog niet heeft geactualiseerd na de invoering van het 12de sanctiepakket van de Europese Unie en anderzijds omdat de Douane in zijn document door middel van een aanvulling ook antwoord geeft op vragen uit het Nederlandse bedrijfsleven.

Een uitzondering op het bewijsvereiste bestaat overigens voor invoer uit ‘partnerlanden’ zoals Noorwegen en Zwitserland die vergelijkbare invoerverboden kennen voor de invoer van ijzer- en staalproducten uit derde landen.


Halffabricaten en eindproducten

De Douane (en de EU) maken voor het beschrijven van de mogelijke bewijsmiddelen een onderscheid tussen halffabricaten en eindproducten. Als halffabricaten worden ingevoerd, kan de herkomst van het betrokken basisproduct gebruikt voor de productie van de halffabricaten, worden bewezen aan de hand van het ‘Mill Test Certificate’ (MTC). Een MTC moet de naam vermelden van de faciliteit waar de productie plaatsvindt, het warmtenummer (het land van de smeltpan) en het zescijferig GN-nummer. Doorgaans kan het ook nog andere gegevens vermelden, zoals de samenstelling van het ijzer, maar deze zijn in de ogen van de Douane ter zake van de herkomst niet van belang.

Als eindproducten worden ingevoerd kan de herkomst van het betrokken basisproduct eveneens worden bewezen aan de hand van één of, in een voorkomend geval, meer MTC’s, of aan de hand van een MTC samen met andere documenten waaruit dan de naam van het land, de naam van de faciliteit die overeenkomt met het warmtenummer (land van de smeltpan) en het zescijferig GN-nummer blijkt. 

In zoverre luidt het bewijsvereiste gelijkluidend aan dat voor halffabricaten met dat verschil dat omdat sprake is van een eindproduct, ook de namen van het land en de faciliteit waar de verwerkingshandelingen worden uitgevoerd, moeten worden genoemd. Met bewerkingshandelingen wordt gedoeld op, waar relevant, het warm- en/of koudwalsen, thermisch ondergedompelde metaalcoating, elektrolytische metaalcoating, organische coating, lassen, doorboren/extruderen, trekken/pilgeren en ERW/SAW/HFI/Laserlassen.

De Douane heeft toegelicht dat het bewijs ook op andere wijze kan worden geleverd als hiervoor beschreven. Bijvoorbeeld door middel van een verklaring van de producent of exporteur dat na zorgvuldig onderzoek is gebleken dat er geen Russisch ijzer of staal voor het product is gebruikt. 

Andere documenten die kunnen worden gebruikt zijn facturen, vrachtbonnen, correspondentie, productiebeschrijvingen, kwaliteitscertificaten en bepalingen of clausules in inkooporders of contracten die zijn uitgevoerd mits deze documenten informatie omtrent de herkomst bevatten. 


De enkele toezegging van een leverancier is niet genoeg

Gezien deze voorbeelden lijkt een inkooporder die slechts de voorwaarde bevat dat geen Russisch ijzer of staal wordt gebruikt voor de productie van het betreffende product onvoldoende om te voldoen aan het bewijs omtrent de herkomst van het staal. Ook de enkele toezegging/garantie van de producent met die strekking, lijkt gezien de eis van zorgvuldig onderzoek door de producent/leverancier, onvoldoende.

Hoewel dus bewijs ook middels andere documenten kan worden geleverd heeft de Douane gelijk de Europese Commissie laten weten dat een MTC als voldoende bewijs geldt en dus meer zekerheid biedt, dan bijvoorbeeld een leveranciersverklaring.


De beoordeling van de bewijsmiddelen

Volgens de Douane is de importeur verantwoordelijk voor de juistheid van de aangeleverde gegevens omtrent de herkomst van de gebruikte basisproducten. Dit houdt in dat de importeur gebonden is aan een zorgvuldigheidsnorm bij het verzamelen van het bewijs.

Tijdens een controle zal de Douane uit overwegingen van redelijkheid en proportionaliteit bij de beoordeling van het bewijs van de herkomst, ook acht slaan op de ‘persoon’ van de importeur. Aan het bewijs verstrekt door een importeur die frequent en grote hoeveelheden importeert zullen hogere eisen worden gesteld dan aan bijvoorbeeld het bewijs van een kleine importeur of particulier die eenmalig een ijzer of staalproduct invoert. Ook zal de aard van het ingevoerde product, halffabricaat of eindproduct een rol kunnen spelen.

Als de aangeleverde gegevens redelijke twijfel oproepen over de niet-Russische herkomst van het basisproduct, kan de Douane aanvullende gegevens vereisen ten einde de niet-Russische herkomst vast te stellen. Gezien het verschil in bewijskracht dat de Douane hanteert tussen bijvoorbeeld een MTC en een leveranciersverklaring, is het aannemelijk dat bij beschikbaarheid van een MTC geen aanvullende vragen zullen worden gesteld maar bij een leveranciersverklaring ligt dat mogelijk wel voor de hand. 


De handhaving van het invoerverbod

De Douane heeft in de FAQ’s aangegeven dat controles zullen plaatsvinden ná invoer. De controle op het bewijs ter zake van de herkomst van het ijzer en staal zal het vervoer na voltooing van eventuele overige import formaliteiten   niet verhinderen. 

De nieuwe sanctiemaatregel is gericht op de verlegging van handelsstromen ter omzeiling van de sancties tegen Rusland. De controles zullen aldus plaatsvinden naar waar de grootste omzeilingsrisico’s zich voordoen. Daarvoor zijn maatgevend de betrokken hoeveelheden ijzer- en staalproducten, de betrokken leveranciers/producenten in de derde landen en de betreffende derde landen. Bij landen dichtbij Rusland zoals buurland Kazachstan of bijvoorbeeld Turkije, zal dit risico zich eerder voordoen dan bij landen ver van Rusland gelegen. 

Als een importeur niet slaagt in zijn bewijsplicht is sprake van een strafbaar feit (misdrijf of overtreding) en kan het volledige arsenaal aan maatregelen en straffen uit het Wetboek van  strafrecht op de betrokken importeur worden losgelaten. Uiteraard naar mate van de ernst van de overtreding. Van belang is dat het Openbaar Ministerie zich ongetwijfeld zal richten op het onttrekken van de betreffende producten aan de markt door middel van een verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. 


De positie van de transporteur

Hoewel de importeur opdracht geeft tot de invoer en verantwoordelijk is voor de naleving van het voorschrift dat geen ijzer of staalproducten met herkomst Rusland worden ingevoerd, vervult een vervoerder dikwijls een schakel in de invoer. Bijvoorbeeld het grensoverschrijdende vervoer van de betrokken goederen. Daarmee stelt de vervoerder zich ook bloot aan een eventuele vervolging ter zake van het invoerverbod.

Bij de vraag of een vervoerder strafrechtelijk aansprakelijk is voor de overtreding van een invoerverbod, wordt door rechters dikwijls tot uitgangspunt genomen dat van een professionele vervoerder verwacht kan worden dat hij op de hoogte is welke zaken hij vervoert en welke regels daarvoor gelden. Dit houdt in dat de vervoerder moet onderzoeken of het toegestaan is om de betreffende lading te vervoeren als het vervoer van de lading onderdeel is van de invoer uit een derde land. 

Als de importeur de opdrachtgever tot het vervoer is dan zal deze hem kunnen bevestigen dat de herkomst geverifieerd is. Ik verwacht niet dat een vervoerder ook zelf zal moeten kunnen beschikken over de herkomst documenten. De vraag is ook of de importeur daartoe eventueel te bewegen zou zijn omdat daarmee bekend wordt waar hij bijvoorbeeld zijn producten laat maken. 

Als de exporteur de opdrachtgever tot het transport is, dan zal de vervoerder zich moeten wenden tot deze. Hoewel op de exporteur niet de bewijsverplichting rust, maar op de importeur, zal hij doorgaans wel over de documenten beschikken en de vervoerder kunnen informeren omtrent de herkomst.

Tot verder onderzoek is een vervoerder slechts gehouden als er aanwijzingen zijn die er op duiden dat toch sprake is van een Russische herkomst van de basisproducten die zijn verwerkt in het betreffende product. Een aanwijzing kan bijvoorbeeld zijn de aanwezigheid van Russische merktekens op verpakkingsmateriaal. Bestaan aanwijzingen die twijfel oproepen dan is adequate reactie van de vervoerder vereist.


Tot besluit

Het 11de sanctiepakket van de Europese Unie bevat een belangrijk voorschrift dat importeurs verplicht de niet-Russische herkomst te bewijzen van bepaalde ijzer- of staalproducten die worden ingevoerd vanuit derde landen. Hoewel het voorschrift zich richt tot de importeur is voor de vervoerders die betrokken zijn bij een dergelijke invoer kennis van het voorschrift van belang omdat zij als professionele partij op de hoogte dienen te zijn van hetgeen zij vervoeren en de daarop van toepassing zijnde voorschriften.



    


 

Voetnoten


[1] https://finance.ec.europa.eu/eu-and-world/sanctions-restrictive-measures/sanctions-adopted-following-russias-military-aggression-against-ukraine/frequently-asked-questions-sanctions-against-russia_en

[2] https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/themaoverstijgend/fiscale-documenten/veelgestelde-vragen-staal


    

 


 





                             
       





      h1, h2, h3, h4, h5 { font-weight: bold !important; } h1, h2, h3 { font-size: 18px !important; } h4, h5 { font-size: 16px !important; } Print Friendly and PDF
      Bewijsvereiste voor invoer van ijzer- en staalproducten
      mr. Peer Caljé, partner bij Andringa Caljé Advocaten 20 februari 2024


      Deel deze post
      ArchiEF

      Gevolgschade, beredderingskosten en het CMR-verdrag