Ketenaansprakelijkheid en ketenverantwoordelijkheid, deel 1

Editie 80 | November 2016 | Jaargang 30
Co-auteur: Edwin Mulders, Advocaat procesrecht en commerciële contracten bij LXA N.V. Onder meer gespecialiseerd in handelsrecht.

In deze én de volgende bijdrage zal ketenaansprakelijkheid en ketenverantwoordelijkheid worden besproken. Dit met betrekking tot het vervoer over de weg en de opslag van gevaarlijke stoffen. Het onderwerp zal worden belicht vanuit zowel een privaatrechtelijke als een publiekrechtelijke benadering. In deze bijdrage zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan ketenaansprakelijkheid. In de volgende bijdrage komt ketenverantwoordelijkheid aan de orde. Op die manier worden de verschillen tussen deze begrippen inzichtelijk gemaakt en hoe zij zich tot elkaar verhouden. De ketenpartner die dit helder voor ogen heeft, kan hiermee zijn voordeel doen.

1. KETENAANSPRAKELIJKHEID VERSUS KETENVERANTWOORDELIJKHEID

Ketenaansprakelijkheid en ketenverantwoordelijkheid zijn begrippen die in het normale taalgebruik regelmatig door elkaar heen worden gebruikt. Hierdoor is niet altijd duidelijk wat iemand bedoelt als over een van deze zaken wordt gesproken. Het is dan ook noodzakelijk deze begrippen eerst enigszins af te bakenen. Niet in de laatste plaats omdat ketenaansprakelijkheid en ketenverantwoordelijkheid juridisch gezien niet hetzelfde is.

Dit onderwerp kent zowel een privaatrechtelijke als een publiekrechtelijke benadering. Vanuit de privaatrechtelijke benadering wordt gesproken over ketenaansprakelijkheid. Ketenaansprakelijkheid is de aansprakelijkheid van een of meerdere ketenpartners voor schade veroorzaakt door gedragingen of gebeurtenissen binnen de (vervoers)keten. Deze benadering gaat uit van aansprakelijkheid voor schade geleden door ketenpartners of derden.`

Vanuit de publiekrechtelijke benadering spreken wij over ketenverantwoordelijkheid. Hiermee doelen wij op de verantwoordelijkheid van een of meer ketenpartners voor de naleving van wetten en regels waarop de overheid toezicht houdt. Deze verantwoordelijkheid is in de eerste plaats gericht tot de overheid. Op overtreding van de regels door een partij in de keten kan de overheid reageren door het opleggen van (financiële) sancties en maatregelen. De verantwoordelijkheid in de keten – de ‘ketenverantwoordelijkheid’ – bestaat eruit dat partijen in die keten elkaar onderling op het nalevingsgedrag van deze wetten en regels aanspreken, om zodoende tot een veiligere (vervoers)keten te komen.

In deze bijdrage gaan wij eerst in op de privaatrechtelijke ketenaansprakelijkheid. In de volgende bijdrage komt de publiekrechtelijke ketenverantwoordelijkheid aan de orde. Ook besteden wij dan aandacht aan een opvallend verschil tussen de tendens in de wet- en regelgeving en een tendens uit de praktijk.

2. PRIVAATRECHTELIJKE KETENAANSPRAKELIJKHEID

Deze rubriek zich richt op vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen. Wij zullen ons tot deze specifieke vorm van vervoer en opslag beperken. Met deze bijdrage proberen wij dan ook geen volledige uiteenzetting te geven van alle vormen van aansprakelijkheid waar iedere afzonderlijke ketenpartner zich mee geconfronteerd kan zien. Daarvoor zijn de specifieke omstandigheden van het geval te bepalend, is de (juridische) materie te complex en is de omvang van deze rubriek te beperkt. Zoals gezegd zullen wij dan ook met name ingaan op de ketenaansprakelijkheid met betrekking tot en het vervoer over de weg en de opslag van gevaarlijke stoffen, voor zover deze afwijkt van de ketenaansprakelijkheid voor het vervoer over de weg en de opslag van andere producten.

RISICOAANSPRAKELIJKHEID

In Nederland kennen wij verschillende soorten aansprakelijkheid, zogenaamde schuldaansprakelijkheid en risicoaansprakelijkheid. Bij schuldaansprakelijkheid kan u van een bepaalde handeling een verwijt worden gemaakt. Dit kan ook als u in bepaalde situaties juist niet handelt. U neemt, bijvoorbeeld, geen maatregelen bij een gevaarlijke situatie. Naast schuldaansprakelijk bestaat er, als gezegd, ook de situatie waarin u aansprakelijk kunt zijn zonder dat u schuld aan iets hebt. U bent dan aansprakelijk voor andermans gedrag of omdat u een bepaalde zaak in bezit heeft. Bij vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen wijken onder meer artikel 6:175 en 8:1213 BW af van de regelingen over vervoer over de weg van andere producten. Deze artikelen gaan uit van een risicoaansprakelijkheid. Deze artikelen zien specifiek op schade veroorzaakt door gevaarlijke stoffen.

Anders dan voor aansprakelijkheid op grond van overeenkomst of op grond van een eigen onrechtmatige gedraging, is voor de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:175 en 8:1213 BW dus geen eigen verwijtbaarheid van de aansprakelijke persoon vereist. Zelfs het nemen van alle mogelijke voorzorgsmaatregelen kan er niet toe leiden dat aan risicoaansprakelijkheid kan worden ontkomen.(1) Maar wat staat er precies in deze artikelen, en hoe verhouden zij zich tot elkaar?

ALGEMENE RISICOAANSPRAKELIJKHEID VOOR GEVAARLIJKE STOFFEN
Artikel 6:175 lid 1 BW bepaalt dat degene die een stof gebruikt of onder zich heeft, terwijl van deze stof bekend is dat deze zodanige eigenschappen heeft dat zij ‘een bijzonder gevaar van ernstige aard oplevert’, aansprakelijk is als dit gevaar zich daadwerkelijk verwezenlijkt. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat indien de stof zich in de macht bevindt van een professioneel bewaarder, deze bewaarder aansprakelijk is in de zin van het eerste lid. Met een bewaarder worden gelijkgesteld de vervoerder, expediteur, stuwadoor, bewaarder of soortgelijke ondernemer die de stof ten vervoer of uit hoofde van een met het vervoer samenhangende overeenkomst in ontvangst heeft genomen. Specifieke risicoaansprakelijk bij vervoer gevaarlijke stoffen.

In artikel 8:1213 BW is een meer specifieke bepaling opgenomen die betrekking heeft op vervoer. In dit artikel is bepaald dat de exploitant van een voertuig aan boord waarvan zich een gevaarlijke stof bevindt aansprakelijk is voor de schade veroorzaakt door deze gevaarlijke stof. Indien de schade voortvloeit uit een opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, dan rust de aansprakelijkheid bij de vervoerder die ten tijde van het eerste feit exploitant was. Als bijvoorbeeld een licht ontbrandbare stof uit een voertuig lekt en daarna ontbrandt als gevolg waarvan ook de gevaarlijke lading van andere voertuigen tot ontbranding komt, zal in beginsel de exploitant van het eerste voertuig risicoaansprakelijk zijn voor de ontstane schade.

De wet biedt enkele mogelijkheden voor de vervoerder om zijn risicoaansprakelijkheid te verleggen. Zo bepaalt artikel 8:1213, lid 2, sub c BW dat de vervoerder niet aansprakelijk is indien de afzender of enige andere persoon niet heeft voldaan aan zijn verplichting de vervoerder in te lichten over de gevaarlijke aard van de stof. In dat geval verschuift de risicoaansprakelijkheid van de vervoerder naar degene die niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan.(2) Echter, indien de gegeven informatie slechts onvolledig is, of indien de vervoerder of zijn ondergeschikten wisten of behoorden te weten dat sprake was van gevaarlijke stoffen, dan is de vervoerder toch (risico)aansprakelijk.(3)

Een andere afwijking van de in artikel 8:1213, lid 1 BW opgenomen risicoaansprakelijkheid voor de vervoerder volgt uit artikel 8:1214, lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat indien de gevaarlijke stof onder de uitsluitende verantwoordelijkheid van een andere ketenpartner – zoals de afzender of de ontvanger – is geladen of gelost, de risicoaansprakelijkheid van de vervoerder verspringt naar deze andere ketenpartner. Als het laden en lossen echter onder gezamenlijke verantwoordelijkheid plaatsvindt, zijn zowel de vervoerder als de andere ketenpartner ieder voor het geheel aansprakelijk voor schade jegens de derde.(4) Artikel 8:1214, lid 6 BW bepaalt dat in de onderlinge verhouding, uiteindelijk enkel die andere ketenpartner voor de schade opdraait. Dat wil zeggen dat de vervoerder weliswaar hoofdelijk aansprakelijk is ten opzichte van de derde, echter dat hij deze schade vervolgens kan verhalen op de andere ketenpartner. Dit is overigens anders in het geval de vervoerder of zijn ondergeschikten, lasthebbers of vertegenwoordigers zelf schuld valt te verwijten.

Op welke ketenpartner in een specifiek geval de risicoaansprakelijkheid rust, is dus zeer afhankelijk van het antwoord op de vraag welke partner bepaalde handelingen voor zijn rekening neemt. Afhankelijk daarvan geeft de wet regels wie risicoaansprakelijk is. Van dit wettelijke regime kan overigens contractueel worden afgeweken. Om goede – eventueel van de wet afwijkende – afspraken te kunnen maken, is het belangrijk om te weten wat al bij wet is geregeld en of het nodig is dergelijke afspraken te maken.

VERHOUDING ARTIKEL 6:175 EN 8:1213 BW

Uitgangspunt van de risicoaansprakelijkheden in artikel 6:175 en 8:1213 BW is dat degene die de gevaarlijke stoffen onder zich heeft, risicoaansprakelijk is voor de schade die door de gevaarlijke stof is veroorzaakt. Beide regelingen gebruiken echter verschillende definities, als gevolg waarvan de artikelen niet naadloos op elkaar aansluiten.

Zo gaan beide artikelen uit van een verschillende benadering van ‘gevaarlijke stoffen’. De risicoaansprakelijkheid van artikel 6:175 BW bestaat voor stoffen waarvan “bekend is dat zij zodanige eigenschappen heeft, dat zij een bijzonder gevaar van ernstige aard voor personen of zaken oplevert.” Dit artikel gaat daarmee uit van een open norm. De regeling uit Boek 8 van het burgerlijk wetboek sluit aan bij de classificatie uit het ADR-verdrag.(5) De risicoaansprakelijkheid op grond van artikel 8:1213 BW geldt enkel voor de gevallen waarin sprake is van een in het ADRVerdrag genoemde gevaarlijke stof. Risicoaansprakelijkheid voor schade als gevolg van gevaarlijke stoffen in de zin van artikel 6:175 BW bestaat daarmee niet zonder meer voor stoffen in de zin van artikel 8:1210.

De wetgever is zich bewust geweest van deze overlap. Daarom is in de wet bepaald dat artikel 6:175 BW niet van toepassing is als de hierin bedoelde gevaarlijke stoffen zich aan boord bevinden van een voertuig. Artikel 6:175 BW is dus niet van toepassing vanaf het begin van inladen van de gevaarlijke stof tot het einde van het lossen van die stof uit het voertuig.(6) Artikel 6:175, lid 2 BW bepaalt dat de risicoaansprakelijkheid op grond van artikel 6:175 wel van toepassing is op de gevallen waarop, onder meer, artikel 8:1213 niet van toepassing is. Dit betekent dat zolang de vervoerder de gevaarlijke stoffen wel in zijn macht heeft, zonder dat de gevaarlijke stoffen zich aan boord van het voertuig bevinden, de vervoerder niet op grond van artikel 8:1213, maar op grond van artikel 6:175 BW risicoaansprakelijk is.(7) De vervoerder kan dan namelijk worden beschouwd als professioneel bewaarder in de zin van artikel 6:175 lid 2.

3. SEGMENTERING EN KANALISERING

Het is de bedoeling van de wetgever de risicoaansprakelijkheid met betrekking tot artikel 6:175 en artikel 8:1213 BW te ‘segmenteren’ en te ‘kanaliseren’. Segmentering houdt in dat de risicoaansprakelijkheid met de gevaarlijke stof mee verschuift van (keten)segment naar (keten)segment. Concreet betekent dit dat de wettelijke regelingen de civielrechtelijke verantwoordelijkheid leggen bij degene die – kort gezegd – daadwerkelijk met de gevaarlijke stof ‘bezig’ is. Dit heeft de wetgever wenselijk geacht, zowel ter voorkoming van samenloopproblemen, die de aansprakelijkheid voor de slachtoffers onoverzichtelijk en derhalve als bescherming minder effectief maken, als ter voorkoming van de noodzaak eenzelfde risico meermalen te verzekeren, wat onnodige zware lasten op het bedrijfsleven zou leggen.(8)

Het beginsel van segmentering komt duidelijk naar voren in de hiervoor behandelde wettelijke regels. Zo bepaalt artikel 6:175 lid 2 dat de risicoaansprakelijkheid rust bij de professionele bewaarder die de gevaarlijke stof in zijn macht heeft. Bevindt de gevaarlijke stof zich echter in een vervoermiddel, dan rust de risicoaansprakelijkheid in beginsel op grond van artikel 8:1213 BW op de exploitant van het vervoermiddel.

Kanalisering van de risicoaansprakelijkheid betekent dat de aansprakelijkheid zoveel mogelijk op één persoon komt te rusten.(9) Een voorbeeld van kanalisatie staat in artikel 8:1213, lid 5 BW. Dit artikellid bepaalt dat onder meer ondergeschikten en hulppersonen van de exploitant – behoudens opzet of bewuste roekeloosheid – niet zelf risicoaansprakelijk zijn.

4. CONTRACTUELE AFSPRAKEN VERLEGGEN AANSPRAKELIJKHEID

Opmerking verdient echter, dat deze aansprakelijkheden vaak door middel van de eigen onrechtmatige daad of tussen ketenpartners gesloten overeenkomsten toch bij een andere partij kunnen worden gelegd. Zo blijft de vervoerder op grond van artikel 8:1213, lid 1 en lid 2 sub c BW risicoaansprakelijk als de afzender hem onvoldoende informeert. Het gebrekkig informeren is veelal onvoldoende om de risicoaansprakelijkheid te verschuiven naar de afzender. Dit betekent dat de vervoerder tegenover een derde aansprakelijk blijft voor de door de gevaarlijke stoffen geleden schade. Dit laat echter onverlet dat het handelen van de afzender onder omstandigheden kan worden aangemerkt als een eigen onrechtmatige daad tegenover de vervoerder. De vervoerder zou derhalve kunnen proberen de door hem aan de derde uitgekeerde schade te verhalen op de afzender.

Daarnaast zijn in veel overeenkomsten tussen vervoerders vrijwaringsclausules opgenomen. Hierin kan bijvoorbeeld de vervoerder worden gevrijwaard voor alle schade die de vervoerder heeft geleden als gevolg van het niet voldoen aan enige verplichtingen door de afzender.(10) Hoewel de vervoerder op grond van de wet risicoaansprakelijk is, kan hij de door hem aan de derde uitgekeerde schade mogelijk (gedeeltelijk) verhalen op een andere ketenpartner op grond van de tussen hen gesloten overeenkomst.

De wet gaat uit van segmentering en kanalisering. Voor een derde die schade lijdt is dit prettig. Echter, achter de ‘voordeur’ kunnen ketenpartners aansprakelijkheden contractueel verleggen of (gedeeltelijk) uitsluiten. In deze bijdrage zullen wij hier niet nader op ingaan, maar het blijft van groot belang om te beseffen dat door het sluiten van overeenkomsten de daadwerkelijke kosten van de risicoaansprakelijkheid bij een andere ketenpartner kunnen worden neergelegd. Ons advies is dan ook om jezelf als ketenpartner altijd af te vragen wat voor invloed een te sluiten overeenkomst heeft op jouw eigen specifieke positie binnen de keten.

5. TUSSENCONCLUSIE

De privaatrechtelijke ketenverantwoordelijkheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in de wet in grote mate gekanaliseerd en gesegmenteerd. De ketenpartner is vanuit civielrechtelijk oogpunt voornamelijk verantwoordelijk voor zijn eigen segment. Van een verantwoordelijkheid voor de gehele keten is dan ook vanuit de civielrechtelijke benadering in beginsel geen sprake.

6. VOORUITBLIK KETENVERANTWOORDELIJKHEID

In de publiekrechtelijke wet- en regelgeving is in de afgelopen tien jaar een verschuiving waar te nemen waarbij iedere ketenpartner verantwoordelijk wordt gehouden voor de naleving van regels die op zijn specifieke terrein liggen. Deze verschuiving blijkt onder meer uit het feit dat de Wet vervoer gevaarlijke stoffen zich in de afgelopen jaren tot steeds meer (verschillende) partijen is gaan richten. Dit om iedere partij zelfstandig aan te kunnen spreken bij een overtreding. Anderzijds is een trend zichtbaar waarbij ketenpartners zelfstandig de verantwoordelijkheid pakken om juist meer verantwoording te nemen dan op grond van de wet noodzakelijk is. Het initiatief ‘Veiligheid Voorop’ is hiervan een voorbeeld, waarbij ketenpartners onderling afspraken maken om tot een veiligere vervoersketen te komen. In het tweede deel van deze bijdrage wordt nader ingegaan op de (publiekrechtelijke) ketenverantwoordelijkheid en de verhouding hiervan ten opzicht van de (privaatrechtelijke) ketenaansprakelijkheid.

VOETNOTEN

1 Welke Ketenpartner betaalt de schade, P. Meijer, Gevaarlijke Lading juni 2014 p. 27.

2 Zie artikel 8:1215 BW.

3 Zie artikel 1213 lid 2 sub c en Welke Ketenpartner betaalt de schade, P. Meijer, Gevaarlijke Lading juni 2014 p. 28.

4 Aansprakelijkheid van de afzender bij vervoer van gevaarlijke stoffen, prof. Mr. M. Claringbould, Weg en Wagen februari 2007, jaargang 20, nummer 53.

5 Welke Ketenpartner betaalt de schade, P. Meijer, Gevaarlijke Lading juni 2014 p. 28

6 Uit artikel 8:1211 lid 4 juncto lid 3 volgt dat artikel 6:175 wel van toepassing is indien het voertuig uitsluitend wordt gebruikt op een niet voor publiek toegankelijk terrein en zulk gebruik onderdeel vormt van een op dat terrein plaatsvindende bedrijfsuitoefening.

7 Gevaarlijke Stoffen in het wegvervoer, J. van Velzen, Weg en Wagen maart 2002 jaargang 26 nummer 66 p. 14. Zie ook: Aansprakelijkheid van de afzender bij vervoer van gevaarlijke stoffen, prof. Mr. M. Claringbould, Weg en Wagen februari 2007, jaargang 20, nummer 53.

8 Kamerstukken II 1988/89 21 202, nr. 3, p. 8-11.

9 Gevaarlijke Stoffen in het wegvervoer, J. van Velzen, Weg en Wagen maart 2002 jaargang 26 nummer 66 p. 14.

10 Welke Ketenpartner betaalt de schade, P. Meijer, Gevaarlijke Lading juni 2014 p. 28. Zie bijvoorbeeld artikel 26 lid 1 AVC: “1). De afzender, die niet voldeed aan enige verplichting die de wet of deze condities hem opleggen, is verplicht de vervoerder te vrijwaren voor alle schade, die deze tengevolge van het niet nakomen van die verplichting mocht lijden, wanneer deze terzake van het vervoer van de zaken door een derde wordt aangesproken..” Toelichting op de AVC 2002, prof.mr. M.H. Claringbould p. 260.



                             
       





      h1, h2, h3, h4, h5 { font-weight: bold !important; } h1, h2, h3 { font-size: 18px !important; } h4, h5 { font-size: 16px !important; } Print Friendly and PDF
      Ketenaansprakelijkheid en ketenverantwoordelijkheid, deel 1
      Peter Huijbregts Advocaat milieurecht bij LXA N.V. Onder meer gespecialiseerd in vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen 31 oktober 2016


      Deel deze post
      ArchiEF

      Zelfs onbedoelde invulfout maakt afvaltransport illegaal
      Editie 80 | November 2016 | Jaargang 30