Herziene AVET zien het licht

Onlangs is een nieuwe versie van de Algemene Voorwaarden Exceptioneel Vervoer, kortweg AVET. Met deze herziene versie (versie 2019) is de AVET weer toekomstbestendig. Weliswaar zijn de herziene AVET een juridische getint stuk, maar de opgenomen afspraken komen voort uit de praktijk. In dit artikel staat een toelichting op de wijzigingen.

1. Definities

Zo is allereerst een wijziging van de definitie van exceptioneel opgenomen. Was voorheen het criterium dat er sprake moest zijn van een ontheffing of de aanwezigheid van een begeleider, nu is exceptioneel alles wat niet voldoet aan de wettelijke eisen qua breedte, hoogte, lengte, massa of aslasten.

Een andere verbetering is de definitie van wachturen. Voorheen was er pas sprake van wachturen als een vooraf afgesproken tijdsduur voor het transport, het laden of het lossen werd overschreden. Weliswaar is dat nog steeds het uitgangspunt, maar hier is aan toegevoegd dat wanneer geen tijdsduur is afgesproken, er wordt uitgegaan van de tijd die ‘redelijkerwijs’ noodzakelijk is voor bedoelde activiteiten.

Tot slot zijn definities opgenomen, die beschrijven wanneer er sprake is van inontvangstneming en aflevering van goederen. Dit alles met als doel om beter te kunnen bepalen, wanneer de verantwoordelijkheid en daarmee de aansprakelijkheid van de vervoerder voor de goederen begint en eindigt.

2.Aanbieding

Als een vervoerder een (prijs)aanbod doet voor een transport, is dit aanbod meestal tot stand gekomen op basis van door de afzender genoemde bijzonderheden van de lading. Denk aan afmetingen, gewichten, zwaartepuntverdelingen, uitstekende delen, etc. Eenmaal ter plekke blijken deze uitgangspunten wel eens niet te kloppen. Het staat de vervoerder onder de nieuwe AVET vrij om het transport te weigeren zonder schadeplichtig te worden. Desondanks is de afzender gehouden de overeengekomen vergoeding te voldoen.

De praktijk zal hier naar verwachting prudent mee omgaan. En transport weigeren ligt niet in de aard van een vervoerder en zeker niet als de geconstateerde afwijkingen marginaal zijn en niet van serieuze invloed op de kosten. Anders behoort heronderhandelen altijd nog tot de mogelijkheden.

3. Verplichtingen van de vervoerder

De verplichting van de vervoerder om ontheffing te regelen is beperkter geworden. Voorheen was de vervoerder verplicht om tijdig de noodzakelijke ontheffing te regelen. Onder de herziene AVET is de vervoerder slechts verplicht om tijdig de ontheffing aan te vragen. De reden hiervoor is dat de vervoerder bij de aanvraag afhankelijk is van de ontheffing verlenende instantie, namelijk de RDW. Op tijd aanvragen is het maximale wat van een vervoerder kan worden gevergd.

Ook de verplichting tot specificatie van de prijs is vereenvoudigd. Was een vervoerder onder de oude AVET nog verplicht om zijn prijsaanbod te specificeren in 7 onderdelen, vanaf nu is die verplichting vervallen. In de praktijk wordt immers meestal een all-in prijs afgegeven. Alleen als geen all-in prijs is afgegeven, ontstaat een verplichting om vooraf een indicatie te geven van bijkomende kosten.

4. Aansprakelijkheid van de vervoerder

Pièce de résistance is toch wel het artikel dat handelt over de aansprakelijkheid van de vervoerder. Nieuw is dat wanneer door vertraagde aflevering van de lading tijdens binnenlands vervoer er schade ontstaat, de vervoerder slechts aansprakelijk is indien de vertraging aan de vervoerder is te wijten. Voorheen was het enkel later afleveren dan afgesproken genoeg om de aansprakelijkheid te vestigen. Is de vervoerder dan toch aansprakelijk, dan wordt de omvang van die aansprakelijkheid beperkt tot 10% van de overeengekomen ‘prijs’ en daarmee wordt bedoeld de in de definities omschreven ‘vrachtprijs’. Oftewel: de all-in prijs, maar dan ontdaan van allerlei bijkomende kosten.

De aansprakelijkheid van de vervoerder is verder verlicht doordat de verplichting om de afzender te vrijwaren voor schadeclaims van derden ontstaan tijdens het vervoer, is komen te vervallen. Omgekeerd is ook bij de afzender de verplichting om de vervoerder te vrijwaren komen te vervallen. Dat betekent uiteraard niet dat wanneer die schade desondanks toch ontstaat bij de afzender of de vervoerder, partijen elkaar niet schadeloos hoeven te stellen, maar óf die plicht bestaat en tot welke omvang wordt nu overgelaten aan het reguliere aansprakelijkheidsrecht.

Een belangrijke toevoeging aan de bepaling over de aansprakelijkheid van de vervoerder handelt over bewaarneming (opslag). In de voorwaarden is opgenomen dat wanneer er sprake is van uitdrukkelijke of stilzwijgende opslag van de goederen én tijdens de opslag ontstaat schade aan de goederen, de vervoerder (die nu de pet opheeft van bewaarnemer) zijn aansprakelijkheid mag beperken tot 2 SDR p/kg met een maximum van € 100.000,-.

Men zou nog kunnen betogen dat deze situatie ook is geregeld via de in de AVET van toepassing verklaarde AVC 2002, waarin in artikel 22 weer wordt verwezen naar de Algemene Opslagvoorwaarden, maar een dergelijk oerwoud aan doorverwijzingen betekent simpelweg dat de Algemene Opslagvoorwaarden hoogst waarschijnlijk niet van toepassing zouden zijn. Vandaar de keuze om de aansprakelijkheid voor schade ontstaan tijdens opslag, te regelen in de AVET zelf. Duidelijker kun je het niet krijgen.  

Ook aangepast is de aansprakelijkheid van de vervoerder voor schade ontstaan aan de goederen tijdens opgedragen laad- en loswerkzaamheden beperkt tot de aansprakelijkheidslimiet ‘uit de onderhavige vervoersmodaliteit’. Dat zal veelal wegvervoer zijn, maar dat kan dus verschillen. Deze bepaling is opgenomen omdat het soms onduidelijk is, of de verantwoordelijkheid van de vervoerder voor de lading al gaat lopen bij aanvang van de laadwerkzaamheden of nog loopt gedurende de loswerkzaamheden. En dit is weer van belang voor de vraag of een vervoerder, die schade veroorzaakt aan de lading tijdens deze activiteiten, zich kan beroepen op een limiet uit het vervoerrecht. Zou dat namelijk niet zo zijn, dan geldt het gewone aansprakelijkheidsrecht in welk geval de vervoerder de gehele schade moet vergoeden, omdat in het reguliere aansprakelijkheidsrecht geen limiet bestaat. Om alle misverstanden tegen te gaan is daarom in de herziene AVET opgenomen dat ingeval van schade aan de lading tijdens laad- of loswerkzaamheden, veroorzaakt door de vervoerder, de vervoerder zich mag beroepen op de limiet die geldt voor de modaliteit waarmee de lading wordt vervoerd. Bij nationaal vervoer over de weg, waarop Nederlands recht van toepassing is, is dat de bekende € 3,40 en bij grensoverschrijdende wegvervoer de limiet uit het CMR Verdrag, te weten 8,33 SDR. Voor het weinig aannemelijke geval dat géén limiet zou gelden is opgenomen dat in dat geval een limiet van 2 SDR p/kg geldt.

De aansprakelijkheid van de vervoerder voor opgedragen laad- en loswerkzaamheden is overigens opgenomen in het artikel, dat de aansprakelijkheid van de afzender regelt (artikel 8 lid 3 AVET). Dat lijkt wat vreemd, maar wordt veroorzaakt doordat het voorgaande is opgenomen ter aanvulling van de situatie waarbij de afzender zijn eigen schade draagt indien die schade ontstaat aan de lading tijdens laad- en/of loswerkzaamheden en deze schade is veroorzaakt door de hulpvaardige vervoerder die geheel onverplicht assisteert bij laad- en loswerkzaamheden.

6. Verplichtingen van de afzender

De verplichtingen van de afzender zijn aangescherpt. Zo is de afzender voortaan verplicht om niet alleen informatie te verstrekken over obstakels bij het losadres, maar ook over belemmeringen bij het laadadres. Ook is de afzender verplicht om ervoor te zorgen dat de goederen op het afgesproken laadtijdstip niet alleen gereed zijn, maar ook gereed om op veilig te vervoeren. Veilig om te vervoeren wil zeggen, dat bijvoorbeeld scharnierende en loszittende onderdelen vooraf gezekerd zijn. Hiermee wordt voorkomen dat de chauffeur onder onveilige omstandigheden een lading moet beklimmen om onderzoek te verrichten.

Nieuw is de verplichting van de afzender om de redelijke kosten aan de vervoerder te vergoeden, die zijn ontstaan door werkzaamheden die ten behoeve van de lading op het laad- en/of losadres worden uitgevoerd (al dan niet door een derde). Uiteraard zijn dit niet de kosten die de vervoerder had begrepen in zijn all-in prijs of kosten die al waren opgenomen in een eventuele indicatie van bijkomende kosten. Het gaat hier om onverwachte kosten die gemaakt moeten worden in het belang van de lading. Dat kunnen kosten zijn voor het aanpassen van een bok, veiligheidsmaatregelen, sjor- en hijspunten en middelen om de lading te beschermen tegen invloeden van buitenaf.

7. Nederlands recht, rechtbank Rotterdam

Tot slot is afscheid genomen van de arbitrage als mogelijkheid om geschillen te beslechten. Uitdrukkelijk is nu opgenomen dat de overheidsrechter bevoegd is om kennis te nemen van geschillen en wel de rechtbank Rotterdam in het bijzonder. Deze rechtbank is gespecialiseerd in vervoerrecht. Ook is uitdrukkelijk opgenomen dat Nederlands recht van toepassing is zodat geschillen tussen een vervoerder en een in het buitenland gevestigde afzender waarbij via de Rome I Verordening geen binding is met Nederlands recht, Nederlands recht desalniettemin van toepassing is. Het verdient aanbeveling om toepasselijkheid van het Nederlandse recht en de bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam desondanks ook uitdrukkelijk op te nemen in minimaal de bekende verwijzingstekst naar algemene voorwaarden, die wat mij betreft niet alleen thuishoort op facturen, maar op alle uitgaande (elektronische) correspondentie.

                             
       





      h1, h2, h3, h4, h5 { font-weight: bold !important; } h1, h2, h3 { font-size: 18px !important; } h4, h5 { font-size: 16px !important; } Print Friendly and PDF
      Herziene AVET zien het licht
      mr. Jeroen van Velzen advocaat bij TLN Advocaten 28 februari 2019


      Deel deze post
      ArchiEF

      Meer dan vervoer of expeditie: van 3pl tot Supply Chain Management
      Weg en Wagen 86 | Maart 2019 | Jaargang 33