Digitale platforms nemen een belangrijke positie in het handelsverkeer in. Dit geldt voor allerlei branches en markten en is in de logistiek niet anders. Via digitale logistieke platforms – ook wel: vrachtplatforms – worden logistiek dienstverleners op ‘online wijze’ met afzenders in verbinding gebracht. De afzender kan gebruikmaken van de logistieke diensten van de dienstverlener door middel van het digitale platform. De logistieke diensten bestaan uit het verrichten of organiseren van vervoer, waaronder ook wegvervoer. Het gaat in de regel om professionele partijen en niet om consumenten, en dus om B2B-verhoudingen.
Over digitale logistieke platforms schreef ik eerder in nummer 89 van Weg en Wagen uit februari 2020.[1] Sindsdien is het niet bepaald stil gebleven in platformland. Zo heeft de Europese Unie een set regels gemaakt ter regulering van de ‘digitale economie’ in Europa. De Europese Commissie doet een poging die digitale economie te ordenen met een serie verordeningen. In dit artikel zal ik vooral ingaan op de Digital Services Act, omdat de regels in deze verordening van toepassing zijn op digitale logistieke platforms en hun gebruikers. Daarnaast zal ik kort aandacht besteden aan de twee andere Europese verordeningen die beogen de digitale economie te reguleren. Dat zijn de Platformverordening en de Digital Markets Act.
1. Platformverordening
De koploper van de Europese platformregelgeving is de zogenaamde Platformverordening (2019/1150/EU), die met ingang van 12 juli 2020 van toepassing is. Deze verordening is van toepassing op de zakelijke gebruikers van onlinetussenhandeldiensten en onlinezoekmachines, die hun diensten of goederen aanbieden aan consumenten. De verordening is uitdrukkelijk niet van toepassing op B2B-verhoudingen waarbij de diensten niet aan consumenten worden aangeboden. Daarom vallen de digitale logistieke platforms waar het in dit artikel over gaat, buiten het toepassingsbereik van de Platformverordening. Consumenten zullen immers geen gebruik maken van digitale logistieke platforms zoals Uber Freight of Teleroute.
De Platformverordening heeft tot doel om de positie van de zakelijke gebruikers ten opzichte van de platforms te beschermen. Zo stelt de verordening strengere eisen aan de algemene voorwaarden van platforms, zodat zakelijke gebruikers beter weten waar ze aan toe zijn. De platforms dienen transparant te zijn ten aanzien van de (persoons)gegevens die aan hen worden verstrekt. Ook zijn platforms verplicht een intern klachtenafhandelingssysteem bij te houden.
2. Digital Services Act
Op 16 november 2022 is de Digitaledienstenverordening (2022/2065/EU), in het Engels: Digital Services Act (DSA), in werking getreden. De platforms die onder deze verordening vallen hebben tot 17 februari 2024 de tijd om aan de verplichtingen in de verordening te voldoen. Op die datum zal de verordening volledig van toepassing zijn. De DSA omvat een uitgebreide set regels die zien op platformdiensten die worden aangeboden aan zowel consumenten als zakelijke gebruikers. De verordening dient als een vernieuwing van de E-commerce richtlijn uit 2000 (2000/31/EG).
2.1 Doelstelling en reikwijdte
De DSA beoogt bij te dragen aan een goede werking van de interne markt voor tussenhandeldiensten in de Europese Unie. De DSA moet ook bijdragen aan een betere online bescherming tegen illegale online-inhoud en aan meer rechtszekerheid voor bedrijven en consumenten.
De verordening is van toepassing op (aanbieders van) zogenaamde ‘tussenhandeldiensten’ die worden aangeboden in de Europese Unie. Onder deze tussenhandeldiensten worden (ook) hostingdiensten verstaan, waaronder weer onlineplatforms vallen. Een onlineplatform wordt door de DSA gedefinieerd als een hostingdienst die, op verzoek van een afnemer van de dienst, informatie opslaat en verspreidt bij het publiek. Hierbij kan gedacht worden aan onlinemarktplaatsen, appstores, deeleconomieplatforms en socialemediaplatforms.
2.1.1 Vervoersdiensten versus bemiddelingsdiensten
Tussenhandeldiensten in de zin van de DSA worden aangemerkt als ‘diensten van een informatiemaatschappij’. Dat zijn diensten die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer, worden verricht.[2] Kortgezegd gaat het hier om bemiddelingsdiensten. Voor deze diensten geldt in de basis het Europeesrechtelijke beginsel van vrijheid van dienstverlening. Dat betekent dat EU-lidstaten deze diensten in beginsel niet mogen reguleren. Bij diensten op het gebied van vervoer (in het kort: vervoersdiensten) zit dat anders. Vervoersdiensten mogen wél door de individuele lidstaten worden gereguleerd en bijvoorbeeld worden onderworpen aan een vergunningenstelsel. Denk aan de vergunningplicht voor personenvervoer (taxi’s) of een vergunningplicht die in bepaalde landen op expediteurs rust.
De Europese rechter heeft zich over het onderscheid tussen bemiddelingsdiensten en vervoersdiensten uitgelaten ten aanzien van twee digitale platforms voor personenvervoer (taxivervoer), namelijk UberPop en Star Taxi App. Het Europese Hof van Justitie van de EU vond dat UberPop als vervoersdienst moest worden gekwalificeerd, en niet als een dienst van de informatiemaatschappij[3]. Star Taxi App werd daarentegen als dienst van de informatiemaatschappij, en dus niet als vervoersdienst, aangemerkt. [4]
Het is waarschijnlijk dat een digitaal logistiek platform zoals in de inleiding van dit artikel beschreven, een dienst van de informatiemaatschappij en niet een vervoersdienst aanbiedt. Dit is het geval als het platform alleen bemiddelt tussen de afzender en de vervoerder en zich niet bemoeit met de invulling en voorwaarden van het vervoer zoals de (hoogte van de) vrachtprijs. Op die digitale logistieke platforms is de DSA van toepassing.
2.2 Inhoud van de DSA
De DSA voorziet in: (1) voorwaarden voor aansprakelijkheidsvrijstellingen van tussenhandeldiensten; (2) regels over zorgvuldigheidsverplichtingen op maat voor bepaalde specifieke categorieën van aanbieders van tussenhandeldiensten en (3) regels over de uitvoering en handhaving van de verordening.
2.2.1 Aansprakelijkheidsvrijstellingen
Een digitaal logistiek platform kan aansprakelijk worden gehouden voor bepaalde informatie die op het platform is geplaatst. De basis van die aansprakelijkheid moet in het nationale recht worden gevonden. Naar Nederlands recht is dat bijvoorbeeld onrechtmatige daad. De DSA houdt vervolgens een vrijstelling van aansprakelijkheid in voor platforms die door een gebruiker verstrekte informatie opslaan. De DSA zegt dan dat het platform niet aansprakelijk is voor informatie die wordt opgeslagen op het platform, op voorwaarde dat het platform: (a) niet daadwerkelijk kennis heeft van de illegale activiteit of illegale inhoud van de informatie of van feiten of omstandigheden waaruit de illegale activiteit of inhoud duidelijk blijkt; of (b) zodra het die kennis wél krijgt, het platform snel handelt om de illegale inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken. Voorbeelden van illegale inhoud zijn het onrechtmatig en zonder toestemming delen van privébeelden, de verkoop van niet-conforme of namaakproducten, het aanbieden van diensten die een inbreuk vormen op het consumentenbeschermingsrecht, het onbevoegd gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal of de illegale verkoop van levende dieren.
Het is aan te bevelen dat platforms proberen om illegale inhoud op te sporen, te identificeren en te verwijderen. Als platforms dat vrijwillig en op eigen initiatief doen en daarbij te goeder trouw en zorgvuldig te werk gaan, dan mogen zij zich ook op de aansprakelijkheidsvrijstelling beroepen, zo volgt uit de DSA. De DSA legt geen algemene verplichting op de platforms tot monitoring van de informatie en ook niet tot actief onderzoek doen naar omstandigheden die duiden op illegale activiteiten.
Bij digitale logistieke platforms kan men bij illegale informatie denken aan criminele partijen die zich voordoen als bonafide vervoerder, maar hun ‘vervoersdiensten’ enkel op het platform aanbieden om er met de lading vandoor te gaan. De vraag is wel in hoeverre deze informatie daadwerkelijk als zodanig, en dus illegaal, op het platform terecht komt. Malafide partijen lopen er uiteraard niet mee te koop dat zij kwade bedoelingen hebben en zullen zich op het platform voordoen als een betrouwbare vervoerder. Eventueel kan een en ander volgen uit neppe, nagemaakte vergunningen, handelsregisteruittreksels en/of verzekeringspolissen die zij van het platform moeten uploaden. Door strenge manieren van verificatie en identificatie van gebruikers te hanteren, kunnen vrachtplatforms proberen om de malafide partijen er uit te pikken. Verder kan men bij illegale informatie denken aan illegale producten die door afzenders ter vervoer worden aangeboden. Dit zal door vrachtplatforms makkelijker op te sporen zijn.
2.2.2 Zorgvuldigheidsverplichtingen
De DSA legt diverse (zorgvuldigheids)verplichtingen op aan platforms. Zo moeten platforms een centraal contactpunt benoemen, welk contactpunt kan communiceren met de bevoegde autoriteiten en met de gebruikers van het platform. Platforms moeten bovendien voorzien in mechanismen die het mogelijk maken dat meldingen worden gedaan aan gebruikers in het geval dat illegale informatie is opgespoord. De gebruikers van het platform moeten daarbij van het platform een duidelijke motivering (uitleg) krijgen als er beperkingen aan hen worden opgelegd in verband met illegale informatie. Het gaat dan bijvoorbeeld om beperkingen van de zichtbaarheid van de door gebruikers verstrekte informatie, of om schorsing of beëindiging van betalingen, van de aanbieding van de platformdienst aan de gebruiker of van het account van de gebruiker. Als het platform vermoedt dat er een strafbaar feit is of wordt gepleegd door een gebruiker, dan moet het daarvan aangifte doen. Voorgaande verplichtingen zijn relevant voor vrachtplatforms die criminele of malafide gebruikers van hun platform opgespoord hebben, of die ontdekt hebben dat er illegale lading voor vervoer wordt aangeboden.
De DSA legt ook bepaalde eisen op aan de algemene voorwaarden die het platform hanteert. In die algemene voorwaarden moet informatie staan over de wijze waarop het platform omgaat met de door gebruikers verstrekte informatie en over het interne klachtenafhandelingssysteem. De informatie moet in duidelijke, eenvoudige, begrijpelijke, gebruiksvriendelijke en ondubbelzinnige taal worden beschreven en openbaar beschikbaar zijn in een toegankelijk en machineleesbaar format. Dit is gunstig voor de gebruikers van het platform.
Verder gelden er nog verplichtingen voor platforms die niet als micro- of kleine onderneming worden aangemerkt,[5] de grotere platforms dus. Deze platforms moeten jaarlijks een transparantierapportage opstellen over eventuele maatregelen die zij hebben genomen om illegale informatie op te sporen en aan te pakken. Tegen gebruikers die frequent illegale inhoud verstrekken, moeten maartregelen worden genomen. De grotere platforms moeten ook voorzien in een intern klachtenafhandelingssysteem waarmee ze elektronisch en gratis klachten afhandelen die gebruikers kunnen indienen. Als het platform gebruikmaakt van een aanbevelingssysteem (bijvoorbeeld door middel van reviews of ratings), dan moet in de algemene voorwaarden worden vermeld wat de belangrijkste parameters zijn die in het aanbevelingssysteem worden gebruikt.
Voor zeer grote onlineplatforms gelden aanvullende verplichtingen. Van een zeer groot platform is sprake als het platform meer dan 10% van de Europeanen bereikt (meer dan 45 miljoen gebruikers). Dit zal bij de logistieke platforms waar het in dit artikel om gaat niet snel het geval zijn.
2.2.3 Handhaving
Tot slot ga ik kort in op de handhaving van de (verplichtingen in de) verordening. De EU-lidstaten moeten de bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de platforms en de uitvoering van de DSA. De nationale ‘digitale-dienstencoördinator’ is een van de bevoegde aangewezen autoriteiten. De nationale digitale-dienstencoördinatoren en de Europese Commissie zullen samenwerken via een Europese Raad voor digitale diensten. De autoriteiten kunnen handhaven door boetes en dwangsommen op te leggen aan de platforms. De boete voor een platform voor het niet naleven van een verplichting uit de DSA mag maximaal 6% van de wereldwijde omzet bedragen. Handhaving langs civielrechtelijke weg is ook mogelijk. De verordening zegt dat gebruikers van het platform recht op schadevergoeding hebben als een platform zich niet aan de DSA houdt.
3. Digital Markets Act
De Digitalemarktenverordening (2022/1925/EU), in het Engels: Digital Markets Act (DMA), is op 1 november 2022 in werking getreden en is sinds 2 mei 2023 van toepassing. De DMA heeft als doel om de economische machtspositie van grote platforms te beteugelen en te zorgen voor een eerlijk speelveld om zo ook de concurrentie te bevorderen. De DMA ziet alleen op zogenaamde ‘poortwachters’ (gatekeepers). Poortwachters zijn grote digitale platforms die zogenaamde kernplatformdiensten aanbieden, zoals onlinezoekmachines, appstores en messengerdiensten. Om als poortwachter te kunnen worden gekwalificeerd, moet het platform onder meer een jaaromzet van ten minste EUR 7,5 miljard en 45 miljoen maandelijkse actieve gebruikers hebben. Voorbeelden van (ondernemingen achter) diensten die momenteel als poortwachter worden aangemerkt, zijn Google, Youtube, Amazon, Apple, TikTok, Facebook en Instagram. Poortwachters moeten voldoen aan de in de DMA opgenomen do’s (dat wil zeggen: verplichtingen) en don’ts (dat wil zeggen: verboden). De do’s en don’ts zien onder meer op de verwerking van (persoons)gegevens en toegankelijkheid van het platform. Het is niet waarschijnlijk dat digitale logistieke platforms als poortwachter (zullen) worden aangemerkt, aangezien die de eerder genoemde drempelwaarden niet zullen halen. De DMA is dan niet van toepassing.
4. Conclusie en aanbevelingen
De Europese Unie doet een poging de digitale economie in Europa te ordenen door met een nieuwe set regels te komen. Die regels gaan gelden voor aanbieders van digitale diensten, waaronder online platforms. Een deel van de regelgeving is van toepassing op digitale logistieke platforms waar professionele vervoerders en afzenders elkaar kunnen vinden. Het gaat dan met name om de Digitaledienstenverordening, ook wel de Digital Services Act (DSA). Deze verordening legt verplichtingen op aan online platforms, ongeacht de grootte van het platform. Voor de grotere platforms gelden extra verplichtingen. Bij niet-naleving van de verplichtingen kunnen er boetes of dwangsommen worden opgelegd door de bevoegde autoriteiten.
Het is dus aan te bevelen dat platforms zich goed inlezen en eventueel externe juridische hulp inschakelen om de verplichtingen in kaart te brengen en hun bedrijfsvoering en algemene voorwaarden daarop aan te passen. Ook voor gebruikers van digitale logistieke platforms is het aanbevelenswaardig om op de hoogte te zijn van de rechten en verplichtingen die zij hebben op basis van de DSA, onder meer op het gebied van (de inhoud van) informatie die zij aan het platform verstrekken.
Toch denk ik niet dat de DSA grote veranderingen gaat brengen in de wijze waarop afzenders en vervoerders met elkaar zaken doen en de uitvoering van het vervoer door vervoerders. De DSA houdt met name bepalingen in die relevant zijn voor de informatie die op het platform is geplaatst. Bij een digitaal logistiek platform gaat het niet zozeer om de informatie die op het platform staat, maar om de inhoud van de (vervoer)overeenkomst die afzenders en vervoerders met elkaar sluiten en het daadwerkelijke vervoer dat vervolgens plaatsvindt. Gaat daarbij wat fout, dan staat het platform daar buiten. Het platform kan in principe niet worden aangesproken voor schade of verlies tijdens het vervoer. Dat zal ook onder de DSA zo blijven.
Voetnoten
[1]
De rechtspositie van digitale logistieke platforms, Barbara Wilbrink en
Annemieke Spijker, Weg en wagen 89, februari 2020
[2] Artikel 1, lid 1, punt b), van Richtlijn (EU)
2015/1535.
[3] HvJ EU 20 december 2017, C-434/15, ECLI:EU:C:2017:981 (Asociación
Profesional élite Taxi/Uber Systems Spain SL).
[4] HvJ EU 3 december 2020, C-62/19, ECLI:EU:C:2020:980
(Star Taxi App).
[5] Een “micro-onderneming” is een onderneming waar
minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse
balanstotaal EUR 2 miljoen niet overschrijdt. Een “kleine onderneming” is een
onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet
of het jaarlijkse balanstotaal EUR 10 miljoen niet overschrijdt. Zie artikel 2
van Aanbeveling 2003/361/EG.
[1] De rechtspositie van digitale logistieke platforms, Barbara Wilbrink en Annemieke Spijker, Weg en wagen 89, februari 2020
[2] Artikel 1, lid 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2015/1535.
[3] HvJ EU 20 december 2017, C-434/15, ECLI:EU:C:2017:981 (Asociación Profesional élite Taxi/Uber Systems Spain SL).
[4] HvJ EU 3 december 2020, C-62/19, ECLI:EU:C:2020:980 (Star Taxi App).
[5] Een “micro-onderneming” is een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal EUR 2 miljoen niet overschrijdt. Een “kleine onderneming” is een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal EUR 10 miljoen niet overschrijdt. Zie artikel 2 van Aanbeveling 2003/361/EG.