mr. Roeland Vanstaen, partner bij Van Doosselaere & Partners in Antwerpen
Sedert 1 januari 2025 zijn de nieuwe regels die het Belgisch aansprakelijkheidsrecht hervormen, zowel contractueel als buitencontractueel, van kracht. Deze wetswijzigingen, vastgelegd in Boek 6 van het (nieuw) Burgerlijk Wetboek, markeren een belangrijke trendbreuk met het verleden. Zo wordt niet alleen komaf gemaakt met het verbod van de samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid, maar ook de ermee samenhangende quasi-immuniteit van hulppersonen.
Dit artikel [1] bespreekt de context van de wijzigingen; de oude en nieuwe regelgeving; specifieke gevallen van hulppersonen; en biedt praktische aanbevelingen voor bedrijven én hulppersonen.
Context
De nieuwe regels zijn ingevoerd om duidelijkheid te scheppen in situaties waarin meerdere partijen betrokken zijn bij de uitvoering van contractuele verplichtingen in onderling onderscheiden contractuele verbanden.
In een typische situatie huurt bijvoorbeeld onderneming (A) een dienstverlener (B) in, die op zijn beurt een hulppersoon (C) inschakelt. Wanneer er schade ontstaat, rijst de vraag welke rechtsmiddelen A heeft ten aanzien van B én C.
Oud aansprakelijkheidsrecht
Sedert de invoering van het aanvankelijk Belgisch Burgerlijk Wetboek (1804) was de aansprakelijkheid gestoeld op 3 principes: fout, schade en een oorzakelijk verband tussen fout en schade. Dit was principieel gebetonneerd in het gekende artikel 1382 B.W.
Heel lang werden de grenzen van het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht in vraag gesteld. Hoe ver reikte dergelijke buitencontractuele aansprakelijkheid, en gold het ook ten aanzien van derde partijen.
Met het zogenaamde stuwadoorsarrest stelde het Hof van Cassatie een principieel verbod in op de samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid. Dit betekende dat wanneer de niet-nakoming van een contractuele verbintenis schade veroorzaakt, de benadeelde partij A enkel kan terugvallen op de contractuele aansprakelijkheid, ook al zou die schending op zichzelf een onrechtmatige daad uitmaken.[2] Op dit principe bestonden echter twee uitzonderingen: enerzijds wanneer de contractuele wanprestatie tevens als misdrijf kon worden gekwalificeerd, en anderzijds wanneer de fout zowel een contractuele tekortkoming als een schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm was.
Het hierboven toegelichte samenloopverbod vormde de grondslag voor de leer van de quasi-immuniteit van hulppersonen.[3] Dit betekende concreet dat, wanneer benadeelde partij A geen buitencontractuele vordering kon instellen tegen haar contractspartij B, zij dit verbod niet kon omzeilen door zich buitencontractueel te wenden tot hulppersoon C (die door B werd belast met de gehele of gedeeltelijke uitvoering van zijn of haar contractuele verbintenissen). Ook ten aanzien van C was slechts een buitencontractuele vordering toelaatbaar, indien werd voldaan aan een van de twee voornoemde uitzonderingen. Kortom, C genoot van een verregaande immuniteit voor aansprakelijkheidsvorderingen, omdat hij evenmin contractueel kon worden aangesproken door A wegens het gebrek aan een contractuele relatie.
Huidig / nieuw Aansprakelijkheidsrecht (vanaf 1 januari 2025)
Met de invoering van boek 6 werden er nieuwe wetsbepalingen ingevoerd.
Artikel 6.5 stelt dat iedereen aansprakelijk is voor schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt. Dit principe is een fundamentele basis van het aansprakelijkheidsrecht en benadrukt de verantwoordelijkheid van individuen en entiteiten voor hun handelingen.
Artikel 6.6 definieert een fout als de schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag oplegt of verbiedt, of van de algemene zorgvuldigheidsnorm die geldt in het maatschappelijk verkeer. Deze norm vereist een gedrag dat overeenkomt met dat van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst. Bij de toepassing van deze norm kan rekening worden gehouden met factoren zoals de redelijkerwijze voorzienbare gevolgen van het gedrag, de evenredigheid van het risico dat de schade zich voordoet, de stand van de techniek en wetenschappelijke kennis, en de eisen van goed vakmanschap en goede beroepspraktijken.
Artikel 6.18 behandelt het oorzakelijk verband en stelt dat een feit een noodzakelijke voorwaarde moet zijn voor de schade. Dit betekent dat de schade zich niet zou hebben voorgedaan zoals ze zich voordeed zonder het feit. Er is geen aansprakelijkheid indien het feit en de schade dermate verwijderd zijn dat toerekening kennelijk onredelijk zou zijn.
Met het nieuwe Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verandert de wetgever het geweer van schouder. Waar eerder een principieel verbod op samenloop gold, is er nu de mogelijkheid om zowel de contractuele als buitencontractuele aansprakelijkheid in te roepen. Artikel 6.3., § 1 B.W. stelt dat, “Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wettelijke bepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen medecontractanten.”.
Deze wijziging geldt ook ten aanzien van hulppersonen. Zo schrijft artikel 6.3., §2 B.W. dat, “Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen de benadeelde en de hulppersoon van zijn medecontractanten.”. Met andere woorden, de wetgever sluit de mogelijkheid van rechtstreekse buitencontractuele aansprakelijkheid tegenover hulppersonen niet langer principieel uit, zelfs indien de schade voortvloeit uit een contractuele wanprestatie.
Bij toepassing van deze bepalingen moeten enkele belangrijke nuances in acht worden genomen. Aangezien de huidige regelgeving van aanvullend recht is, bestaat er de mogelijkheid om hiervan af te wijken. Zo kunnen de contractpartijen de samenlopende buitencontractuele aansprakelijkheid alsnog uitsluiten door hier, hetzij uitdrukkelijk, hetzij stilzwijgend, contractueel in te voorzien. Dit betekent echter niet dat zij hierin volledige vrijheid genieten. Dergelijke exoneratiebedingen blijven onderworpen aan dwingende geldigheidsbeperkingen overeenkomstig artikel 5.89, §1, derde lid B.W.:
- Niemand kan zich bevrijden van de aansprakelijkheid voor zijn eigen opzettelijke fout of voor de opzettelijke fout van hulppersonen;
- Een beding dat een partij bevrijdt van aansprakelijkheid voor fouten die het leven of de fysieke integriteit van personen aantasten, wordt voor niet-geschreven gehouden;
- Een bevrijdingsbeding dat het contract uitholt wordt eveneens voor niet-geschreven gehouden.
Opmerkelijk is dat de hulppersoon tevens verweermiddelen kan putten uit het ondercontract, met name het contract dat hij of zij heeft gesloten met dienstverlener B. Met andere woorden kan hulppersoon C zijn rechtstreekse buitencontractuele aansprakelijkheid ten opzichte van opdrachtgever A uitschakelen door in zijn eigen contract, met name het ondercontract, te bedingen dat zijn buitencontractuele aansprakelijkheid ten aanzien van zijn eigen medecontractant (dienstverlener B) wordt uitgesloten. Dit betekent dat zowel het hoofd- als het ondercontract doorwerkt ten opzichte van opdrachtgever A. De combinatie van verweermiddelen uit het hoofdcontract en het ondercontract maakt de hulppersoon potentieel praktisch even immuun als voorheen.
Naast de contractuele bepalingen zijn de verjaringsregels alsook de wetgeving inzake bijzondere contracten mogelijke verweermiddelen tegen de buitencontractuele aansprakelijkheid.
Tot slot zijn de verweermiddelen niet van toepassing in geval van fysieke of psychische schade of een fout begaan met de bedoeling schade te veroorzaken.
De huidige regels van Boek 6 gelden uitdrukkelijk voor de schadeverwekkende feiten die zich voordoen vanaf de datum van inwerkingtreding, met name vanaf 1 januari 2025. Dit geldt ook voor feiten die betrekking hebben op contracten die reeds vóór die datum zijn afgesloten. Voor schadeverwekkende feiten die zich vóór 1 januari 2025 hebben voorgedaan, blijven de oude regels van het Burgerlijk Wetboek van kracht.
Specifieke Gevallen van Hulppersonen
De nieuwe regels hebben specifieke implicaties voor verschillende soorten hulppersonen:
- Bestuurders: Vanaf 2025 kunnen bestuurders buitencontractueel aansprakelijk worden gesteld. Ze kunnen echter verweermiddelen inroepen op basis van het hoofdcontract en bijzondere wetgeving. Dit betekent dat bestuurders zich kunnen verdedigen door te verwijzen naar de bepalingen in het contract tussen hun bedrijf en de opdrachtgever, evenals naar specifieke wettelijke regels die van toepassing zijn op hun rol.
- Werknemers: Werknemers kunnen rechtstreeks buitencontractueel worden aangesproken door een medecontractant van hun werkgever. Ze genieten echter bescherming tegen aansprakelijkheid voor bedrog, zware fout, of herhaalde lichte fout. Dit betekent dat werknemers in de meeste gevallen niet persoonlijk aansprakelijk zullen zijn voor fouten die ze maken tijdens hun werk, tenzij deze fouten ernstig of opzettelijk zijn.
- Onderaannemers: Onderaannemers kunnen verweermiddelen inroepen op basis van het hoofdcontract en ondercontract. Dit betekent dat onderaannemers zich kunnen verdedigen door te verwijzen naar de bepalingen in hun contract met de hoofdaannemer en naar de bepalingen in het contract tussen de hoofdaannemer en de opdrachtgever.
- Zelfstandige Dienstverleners: Voor zelfstandige dienstverleners geldt geen bijzondere beschermingsregeling. Dit betekent dat zelfstandige dienstverleners volledig aansprakelijk kunnen worden gesteld voor fouten die ze maken tijdens hun werk.
- Transport- en logistieke sector: Gelet op de internationale context waarin logistieke bedrijven opereren, stelt zich de vraag in welke mate Belgisch recht van toepassing is; laat staan onder welk (buitenlands) recht Belgische rechtbanken de aansprakelijkheid dienen te beoordelen. Het hoofdcontract tussen A en B verwijst dikwijls naar een ander toepasselijk recht (en rechtbanken) dan het ondercontract tussen B en C (mocht er al een contract zijn afgesloten). Het is de vraag in welke mate C en anderen inzage krijgen in het hoofdcontract (zie verder).
In de gevallen waar B of C (commissionair-)vervoerder is, kan de aansprakelijkheid eveneens beoordeeld worden afhankelijk of er sprake is van een wegvervoer (zie artikel 28 CMR) of zeevervoer (Belgisch Scheepvaartwetboek met o.m. artikel 2.32.2.34 §2 en 2.3.2.38).
Voorstellen van Aanpak
Bedrijven en hulppersonen moeten hun contractuele afspraken herzien om zich te beschermen tegen de verruimde aansprakelijkheid:
- Algemeen: Het belang van duidelijke contractuele afspraken neemt toe. Hulppersonen kunnen zich beroepen op contracten tussen de opdrachtgever en de klant. Dit betekent dat bedrijven ervoor moeten zorgen dat hun contracten duidelijke bepalingen bevatten over aansprakelijkheid en vrijwaring.
- Voorbeeld Clausules: Contracten moeten clausules bevatten die de buitencontractuele aansprakelijkheid van hulppersonen uitsluiten. Dit geldt voor hoofdcontracten, arbeidsovereenkomsten, en overeenkomsten met onderaannemers. Bijvoorbeeld, een clausule in een hoofdcontract kan bepalen dat de opdrachtgever en de hoofdaannemer afzien van elke vordering tot buitencontractuele aansprakelijkheid jegens elkaar en jegens de hulppersonen voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van de contractuele verbintenis.
Gevolgen voor Bedrijven
De nieuwe regels hebben aanzienlijke gevolgen voor bedrijven:
- Verhoogde Aansprakelijkheid:
- Bedrijven kunnen nu sneller aansprakelijk worden gesteld voor fouten van hun hulppersonen, zoals werknemers, onderaannemers en zelfstandige dienstverleners. Het begrip fout (zie hoger) wordt thans immers veel ruimer beschreven. Dit betekent dat bedrijven meer risico lopen op aansprakelijkheidsvorderingen.
- De afschaffing van de quasi-immuniteit betekent dat benadeelden buitencontractuele vorderingen kunnen instellen tegen hulppersonen. Dit vergroot de kans op juridische procedures tegen bedrijven en hun hulppersonen.
2. Meer Juridische Complexiteit:
- Bedrijven moeten rekening houden met zowel contractuele als buitencontractuele aansprakelijkheid, wat de juridische complexiteit verhoogt. Dit betekent dat bedrijven meer aandacht moeten besteden aan hun juridische verplichtingen en risico's.
- Het wordt belangrijker om duidelijke afspraken te maken over aansprakelijkheid in contracten met hulppersonen en andere betrokken partijen. Dit vereist zorgvuldige contractonderhandelingen en -beheer.
3. Verhoogde Verzekeringskosten:
- Door de verhoogde aansprakelijkheid kunnen de kosten voor aansprakelijkheidsverzekeringen stijgen. Dit betekent dat bedrijven mogelijk hogere premies moeten betalen om zich te verzekeren tegen aansprakelijkheidsrisico's.
- Bedrijven moeten hun verzekeringspolissen herzien om ervoor te zorgen dat ze voldoende dekking hebben voor de nieuwe risico's. Dit kan betekenen dat bedrijven aanvullende verzekeringen moeten afsluiten of bestaande polissen moeten aanpassen.
4. Contractuele onzekerheid:
- Boek 6 gaat uit van een contractuele gelijkheid tussen A – B – C – D - … Om zich te kunnen beroepen op de contractuele bescherming die B ten aanzien van A geniet, dient C (en alle anderen onderaan de keten) kennis te hebben van het contract tussen A en B. Dit veronderstelt echter dat A en B inzage moeten geven van hun contract. Hier zal het spreekwoordelijke schoentje knellen. Veelal zal geen van beiden (A noch B) bereid zijn inzage te geven aan dit contract (vertrouwelijkheid, tarieven, …). Naar Belgisch recht zouden de artikelen 877 Ger.W. (bevel tot overlegging stukken) en 8.4 B.W. (alle partijen zijn gehouden mee te werken aan de bewijsvoering) soelaas kunnen bieden, maar dit veronderstelt een correcte houding van alle partijen bij gebreke waaraan de rechter dient ingeschakeld.
- Wat in geval van insolvabiliteit van B? Waar voorheen A in geval van solvabiliteit van B in de kou bleef staan, zou A zich thans tot C (of verderop in de keten) kunnen richten op voorwaarde de A zich houdt binnen de limieten van het contract tussen A – B, én op voorwaarde dat er ook een buitencontractuele fout vaststaat. Dit weerhoudt C er niet van om zich te beroepen op zijn afspraken met B. C zal in dergelijk geval ook hopen dat de curator van B zich welwillend opstelt en inzage geeft in het A – B contract.
Aanbevelingen voor Bedrijven
Om zich te beschermen tegen de verhoogde risico's en complexiteit die voortvloeien uit de nieuwe regels, ondernemen bedrijven best bijkomende stappen:
1. Herzien van Contracten:
- Algemene Voorwaarden: Herbekijk algemene voorwaarden en overweeg clausules die de buitencontractuele aansprakelijkheid van hulppersonen uitsluiten, tenzij er sprake is van opzet of zware fouten. Dit helpt om de aansprakelijkheid van het bedrijf en zijn hulppersonen te beperken.
- Hoofdcontracten en Ondercontracten: Zorg ervoor dat contracten met onderaannemers en andere hulppersonen duidelijke bepalingen bevatten over aansprakelijkheid en vrijwaring. Dit helpt om de juridische positie van het bedrijf te versterken en risico's te minimaliseren.
2. Interne Procedures en Training:
- Bewustwording: Onderricht medewerkers en hulppersonen over de nieuwe aansprakelijkheidsregels en hun verantwoordelijkheden. Dit helpt om fouten te voorkomen en de naleving van de nieuwe regels te waarborgen.
- Compliance: Implementeer interne procedures om naleving van de nieuwe regels te waarborgen en risico's te minimaliseren. Dit kan onder meer inhouden dat bedrijven interne audits uitvoeren en nalevingsprogramma's opzetten.
3. Verzekeringen:
- Herziening Polissen: Herzie bestaande verzekeringspolissen om ervoor te zorgen dat ze voldoende dekking bieden voor de nieuwe aansprakelijkheidsrisico's. Dit helpt om financiële risico's te beperken in geval van aansprakelijkheid.
Conclusie
De nieuwe Belgische aansprakelijkheidsregels herdefiniëren de samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid en regelt in het logische verlengde daarvan de vorderingsmogelijkheden tegen de hulppersoon.
Voor bedrijfsleiders en zelfstandigen is de essentie dat zij hun contracten moeten herzien en duidelijke afspraken moeten maken over aansprakelijkheid om zich te beschermen tegen verhoogde risico's.
Hulppersonen moeten zich bewust zijn van hun nieuwe verantwoordelijkheden en de mogelijke juridische gevolgen van hun handelingen. Door proactief te handelen en zich goed voor te bereiden, kunnen zij de uitdagingen van de nieuwe wetgeving effectief aanpakken en hun juridische positie versterken.
Voetnoten
- Met medewerking van Roeland Vanstaen en Isabo Moens, advocaten bij Van Doosselaere & Partners\
- Cass. 7 december 1973, Arr.Cass. 1974, 395, RW 1973-74, 1597, noot J. Herbots, “De nalatige stuwadoor”. https://cass.justitie.belgium.be/cass/ac/1974-2.pdf
- Een hulppersoon is een natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de schuldenaar van een contractuele verbintenis belast wordt met de gehele of gedeeltelijke uitvoering van deze verbintenis, ongeacht of hij deze verbintenis uitvoert voor eigen rekening en in eigen naam, dan wel voor rekening en in naam van de schuldenaar.