De horlogediefstal en artikel 29 lid 2 CMR


Tijdens een roofoverval op de distributiehub van Logistics Solutions werden 7 pakketten met horloges van het merk Audemars Piguet gestolen. Vijf pakketten waren bestemd voor Nederlandse afnemers (“NL-pakketten”) en twee pakketten voor buitenlandse afnemers (“CMR-pakketten”). De diefstal leidde tot een procedure over de vraag of Logistics Solutions een beroep toekomt op de vervoerrechtelijke limieten. De Rechtbank Noord Holland beantwoordde deze vraag bevestigend.[1] Logistics Solutions mocht van de rechtbank ten aanzien van alle zeven pakketten haar aansprakelijkheid beperken. Het Hof Amsterdam zag dat anders voor de twee CMR-pakketten.[2] Volgens het hof kwam Logistics Solutions ten aanzien van deze twee pakketten geen beroep toe op de CMR-limiet en diende Logistics Solutions de volledige waarde van de horloges te vergoeden.[3] Dit arrest is door mij besproken in Weg & Wagen, nr. 94, november 2021.   

Daarmee was de zaak niet tot een eind gekomen. Logistics Solutions heeft cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof Amsterdam. Volgens Logistics Solutions had het hof niet tot een ander oordeel mogen komen dan de Rechtbank Noord Holland en moet de uitspraak daarom worden vernietigd. Dat vindt de Hoge Raad ook, terwijl de advocaat-generaal (hierna: “A-G”), die de Hoge Raad adviseert, een andere mening is toegedaan.[4]  Waarom zijn het hof en de A-G het wel met elkaar eens, maar oordeelt de Hoge Raad anders? 

Feiten[5] 

Audemars Piguet (Benelux en Scandinavia) gaf omstreeks 15 november 2016 Logistics Solutions opdracht om elf pakketten op te halen bij OTX Logistics in Hoofddorp voor aflevering aan Nederlandse en buitenlandse afnemers. Logistics Solutions nam die dag de pakketten in ontvangst van OTX Logistics en bracht deze naar haar hub in Utrecht. De pakketten zouden in de hub gescand en gesorteerd worden en de volgende dag verder worden vervoerd naar de eindbestemmingen. Echter, diezelfde nacht, omstreeks 2.00 uur, vond een gewapende overval plaats op de hub. Bij die overval werden zeven van de elf pakketten buitgemaakt. In deze zeven pakketten zaten de horloges van het merk Audemars Piguet. 

Direct hierop werd een onderzoek ingesteld naar de wijze waarop de overval kon plaatsvinden. Uit dat onderzoek bleek dat één van de loodsmedewerkers van Logistics Solutions, X, die nacht in strijd met de geldende veiligheidsinstructies en zonder goede reden de roldeur van de hub had opengelaten en het toegangshek naar het terrein had geopend. Daardoor konden de overvallers zonder enige moeite het pand betreden, de aanwezige loodsmedewerkers overvallen en de horloges buitmaken. X is door de strafrechter schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de overval.

Mede vanwege de betrokkenheid van X aan de overval meende ladingbelanghebbende (hierna: “TSM”) dat Logistics Solutions gehouden was de volledige waarde van de gestolen horloges van € 993.309 te vergoeden. Logistics Solutions vond echter dat haar ten aanzien van de vijf NL-pakketten een beroep toekwam op de Boek 8 limiet van € 3,40 per kg en ten aanzien van de twee CMR-pakketten haar aansprakelijkheid beperkt was tot de CMR-limiet van ca. € 10 per kg.  

Artikel 29 lid 2 CMR

De Rechtbank Noord Holland en het Hof Amsterdam waren het met elkaar eens dat Logistics Solutions ten aanzien van de vijf NL-pakketten een beroep toekomt op de limiet van 3,40 per kg.[6] Verder waren ze het met elkaar eens dat ten aanzien van de twee CMR-pakketten Logistics Solutions op grond van artikel 29 lid 2 CMR geen beroep toekomt op de limiet in geval van opzet van haar ondergeschikte X, als Logistics Solutions voor de bewerkstelliging van het vervoer van de diensten van X gebruik maakt en X daarbij handelt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Alleen verschilden rechtbank en hof van mening over de vraag of Logistics Solutions gebruik had gemaakt van X voor de bewerkstelliging van het vervoer van de twee CMR-pakketten. 

Artikel 29 CMR luidt als volgt:

1. De vervoerder heeft niet het recht om zich te beroepen op de bepalingen van dit hoofdstuk, die zijn aansprakelijkheid uitsluiten of beperken of die de bewijslast omkeren, indien de schade voortspruit uit zijn 14 opzet of uit schuld zijnerzijds, welke volgens de wet van het gerecht, waar de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt. 

2. Hetzelfde geldt bij opzet of schuld van de ondergeschikten van de vervoerder of van alle andere personen, van wier diensten hij voor de bewerkstelliging van het vervoer gebruik maakt, wanneer deze ondergeschikten of deze andere personen handelen in de uitoefening van hun werkzaamheden. In dat geval hebben deze ondergeschikten of andere personen eveneens niet het recht om zich, voor wat hun persoonlijke aansprakelijkheid betreft, te beroepen op de bepalingen van dit hoofdstuk, als omschreven in het eerste lid.

Volgens de rechtbank was door TSM erkend dat X niet was ingezet voor de bewerkstelliging van het vervoer. Bovendien had X, volgens de rechtbank, enkel tot taak om pakketten te sorteren en was zijn dienst begonnen nadat de pakketten reeds waren verwerkt en gereed waren om verder te worden vervoerd. De werkzaamheden van X hadden dus op zich niets met het vervoer van de CMR-pakketten van doen. Volgens de rechtbank kon dus niet worden gezegd dat X was ingezet bij de bewerkstelliging van het vervoer in de zin van art. 29 lid 2 CMR. En dat betekent dat Logistics Solutions zich mocht beroepen op de CMR-limiet van 8,33 SDR per kg gestolen brutogewicht, wat uitkomt op een bedrag van ca. € 350.

In hoger beroep vernietigde het hof dit oordeel van de rechtbank. Volgens het hof had X tijdens zijn dienst, samen met zijn collega’s, de zorg over de CMR-pakketten. Logistics Solutions maakte volgens het hof daarmee gebruik van de diensten van X voor de bewerkstelliging van het vervoer van de CMR-pakketten. Of X feitelijke handelingen met betrekking tot deze pakketten had verricht, zoals scannen en/of sorteren, is volgens het hof niet van belang. Het hof concludeerde dat Logistics Solutions geen beroep toekwam op de CMR-limiet en dat zij de volledige waarde van de twee gestolen pakketten van € 315.869 moest vergoeden.

Hoge Raad

Logistics Solutions was het niet eens met de uitspraak van het hof en legde de zaak daarom voor aan de Hoge Raad. Volgens Logistics Solutions is het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep getreden door te oordelen dat Logistics Solutions X had ingezet voor de bewerkstelliging van het vervoer. De rechtbank had geoordeeld dat de werkzaamheden van X op zich niets te maken hadden met het vervoer in kwestie. TSM had in hoger beroep geen kenbare grieven gericht tegen deze overweging van de rechtbank. Dus had het hof, aldus Logistics Solutions, niet mogen afwijken van deze overweging. Een rechter in hoger beroep mag namelijk alleen oordelen over kenbaar gemaakte grieven tegen het vonnis van de eerste rechter. Als grieven gelden alle gronden die een appellant (in dit geval TSM) aanvoert om te betogen dat het vonnis van de rechtbank moet worden vernietigd. Als er dus niet wordt gegriefd tegen een overweging in het vonnis, dan mag het hof niet afwijken van die overweging. 

Logistics Solutions vindt de Hoge Raad aan haar zijde. In een kort arrest oordeelt de Hoge Raad dat de rechter in hoger beroep in beginsel gebonden is aan een voor de appellant ongunstige beslissing in de bestreden uitspraak, indien die beslissing niet door een grief is bestreden. Daarbij geldt dat het voor de rechter in hoger beroep en de wederpartij voldoende duidelijk moet zijn op welke gronden de bestreden uitspraak volgens de appellant behoort te worden vernietigd. Volgens de Hoge Raad laten de processtukken geen andere conclusie toe dan dat TSM geen voldoende kenbare grief heeft gericht tegen het oordeel van de rechtbank, dat de werkzaamheden van X op zich niets met het vervoer van de pakketten van doen hadden. Het stond het hof daarom niet vrij om, in afwijking van het oordeel van de rechtbank, te oordelen dat de Logistics Solutions voor de bewerkstelliging van het vervoer van de pakketten gebruik maakte van de diensten van X. De Hoge Raad doet de zaak vervolgens zelf af door het arrest van het hof te vernietigen en het vonnis van de Rechtbank Noord Holland te bekrachtigen. Logistics Solutions komt dus alsnog een beroep toe op de CMR-limiet. En daarmee is de zaak voor Logistics Solutions en TSM tot een definitief eind gekomen.


A-G

Voordat de Hoge Raad arrest wijst, ontvangt hij eerst een conclusie van de A-G. Die conclusie dient als een juridisch advies aan de Hoge Raad. In deze kwestie was het advies van de A-G om het arrest van het Hof Amsterdam juist te bekrachtigen en het cassatieberoep van Logistics Solutions af te wijzen. De Hoge Raad heeft het advies van de A-G dus niet opgevolgd. Waarom zijn A-G en Hoge Raad het niet met elkaar eens? Dat heeft, naar het zich laat aanzien, te maken met de inhoudelijke kant van de zaak. 

De cassatieklachten van Logistics Solutions waren puur procesrechtelijk van aard. De kernvraag was of TSM had gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank dat X niet was ingezet voor de bewerkstelliging van het vervoer. Niet was aan de orde of TSM zich met succes erop kón beroepen dat X was ingezet voor de bewerkstelliging van het vervoer. Het ging dus niet om de juistheid van het oordeel van de rechtbank, maar enkel om de vraag of TSM zich erop heeft beroepen dat dit oordeel niet juist was.      

De A-G begint echter zijn conclusie met een inhoudelijke behandeling van de zaak. Hij begint met de vaststelling dat artikel 29 lid 2 CMR eist dat de schade voortspruit uit (i) opzet of met opzet gelijk te stellen schuld van (ii) ondergeschikten van de vervoerder of andere hulppersonen van wier diensten de vervoerder voor de bewerkstelliging van het vervoer gebruik maakt, terwijl (iii) deze ondergeschikten of deze andere personen handelden in de uitoefening van hun werkzaamheden. De inhoudelijke discussie tussen partijen ziet volgens de A-G vooral op vereiste (ii). Ten aanzien van dit vereiste merkt de A-G op dat de authentieke Franse tekst van artikel 29 lid 2 CMR erop wijst dat de eis van het betrokken zijn bij de uitvoering van de vervoersverbintenis niet geldt voor de ondergeschikten van de vervoerder. Dat zou betekenen dat de zinsnede “van wier diensten de vervoerder voor de bewerkstelliging van het vervoer gebruik maakt” enkel betrekking heeft op de hulppersonen van de vervoerder en niet diens ondergeschikten. Echter, omdat in cassatie dit geen punt van discussie was, gaat de A-G hier verder niet op in. 

De A-G lijkt dus van oordeel te zijn dat het helemaal niet uitmaakt of X was ingeschakeld voor de bewerkstelliging van het vervoer van de CMR-pakketten. Maar zou dat wel uitmaken, dan vindt de A-G dat er weinig valt in te brengen tegen het oordeel van het hof dat X was ingeschakeld voor de bewerkstelliging van het vervoer. De CMR-pakketten vielen onder de verantwoordelijkheid van X en zijn collega’s. Daarbij maakt het volgens de A-G niet uit of X feitelijke handelingen met betrekking tot de CMR-pakketten heeft verricht, zoals scannen of sorteren, nu hij reeds op een andere wijze bij de uitvoering van de opslag en dus van de vervoersverbintenis was betrokken. De A-G noemt het oordeel van het hof op dit punt dan ook “zonder meer juist”. 

Vanuit het vertrekpunt dat de inhoudelijke uitkomst van het arrest van het hof juist is, heeft de A-G vervolgens zes pagina’s en een combinatie van verschillende grieven nodig om een door TSM aangevoerde grief te reconstrueren tegen het oordeel van de rechtbank dat X niet was ingezet voor de bewerkstelliging van het vervoer. Een uitleg die volgens de Hoge Raad niet houdbaar is.  


Conclusie

Het Hof Amsterdam en de A-G vonden dat Logistics Solutions ten aanzien van de twee CMR-pakketten geen beroep toekwam op de CMR-limiet. Daar valt ook veel voor te zeggen. Waarschijnlijk hebben zij om die reden in de processtukken van TSM een grief willen lezen die er volgens de Hoge Raad niet was. Het is goed mogelijk dat ook de Hoge Raad vindt dat onder de geschetste omstandigheden Logistics Solutions geen beroep toekomt op de CMR-limiet. De Hoge Raad heeft desondanks het grievenstelsel toegepast zoals we dat in ons procesrecht kennen en op basis daarvan het arrest van het Hof Amsterdam vernietigd en het vonnis van de Rechtbank Noord-Holland bekrachtigd. Daarmee kiest de Hoge Raad voor rechtszekerheid. 


                       
Voetnoten
 
[1] Rechtbank Noord Holland, 13 maart 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:11506.

[2] Gerechtshof Amsterdam, 3 november 202, ECLI:NL:GHAMS:2020:2933, S&S 2021/51.

[3] De waarde van de horloges bedroeg € 315.869, terwijl de limiet ca. € 350 bedroeg.

[4] Hoge Raad, 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:594, NJ 2022/175.

[5] Dit zijn dezelfde feiten als weergegeven in Weg & Wagen, nr. 94, november 2021.

[6] In Weg & Wagen, nr. 94, november 2021 wordt besproken waarom Logistics Solutions een beroep toekomt op de Boek 8 limiet.

                             
       





      h1, h2, h3, h4, h5 { font-weight: bold !important; } h1, h2, h3 { font-size: 18px !important; } h4, h5 { font-size: 16px !important; } Print Friendly and PDF
      De horlogediefstal en artikel 29 lid 2 CMR
      mr. Leendert van Hee (Advocaat bij Van Traa advocaten) 6 december 2022


      Deel deze post
      ArchiEF

      Verjarings- en vervaltermijnen in het CMR-Verdrag (deel II)
      duur, aanvang, verloop, schorsing en stuiting