Eigen Vervoer, de Wet wegvervoer goederen (WWG) en de vrachtbrief
In dit artikel worden drie vragen over het eigen vervoer[1] onder de loep genomen:
- Is de vrachtbrief verplicht volgens de Wet wegvervoer goederen, de WWG[2] ?
- Is het strafbaar als je geen vrachtbrief kunt toen in Nederland en in het buitenland?
- Waarom wordt er dan toch geadviseerd om bij Eigen Vervoer niet van een (CMR)-vrachtbrief gebruik te maken?
De antwoorden op deze vragen worden enerzijds door de Wet Wegvervoer Goederen (hierna de WWG genoemd) beantwoord en anderzijds door de regels die gelden tussen de partijen bij de wegvervoerovereenkomst opgelost.
In paragraaf 1 wordt de oorsprong van de problematiek in de WWG onderzocht en de doelstellingen van de wetgever in kaart gebracht. In paragraaf 2 wordt ingegaan op de bedoeling en de inhoud van de regels van de wegvervoerovereenkomst. Tot slot zullen bovengenoemde vragen in paragraaf 3 op basis van de beschreven wetsinformatie worden beantwoord en zullen er suggesties worden gedaan aan ondernemers die van Eigen Vervoer gebruik maken.
1. De Wet Wegvervoer Goederen (WWG)
1.1 De achtergrond van de WWG
Een glimp van de oplossing van bovengenoemde vragen liet de wetgever zien in de titel van het wetsvoorstel van wat nu de WWG wordt genoemd. Het voorstel heette: Voorstel van wet tot regeling van het beroepsgoederenvervoer en het eigen vervoer met vrachtauto’s. Deze tweedeling Beroepsvervoer versus Eigen Vervoer zie je in de gehele wet terugkomen. De wetgever noemt in de toelichting bij het wetsvoorstel[3] 5 hoofdtaken van de WWG.
a. De Wet vult Europese Verordeningen aan die de toegang van de markt voor het beroepsvervoer (binnenlands en grensoverschrijdend) reguleren
b. De eisen voor de toegang tot het beroep van beroepsvervoerders van de in Nederland gevestigde vervoerders wordt geregeld
c. Vaststellen van de taken, inrichting en financiering van de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (hierna NIWO) en het toezicht van de minister op de NIWO
d. Regels voor de handhaving van de WWG
e. Intrekken van de voorgaande wetgeving en overgangsrecht vaststellen.
De WWG bevat dus de eisen van de overheid aan het wegverkeer van goederen door vrachtauto’s en de controle van de overheid op die eisen. Met andere woorden in de WWG zijn de publiekrechtelijke aspecten van het wegvervoer, inclusief de basis voor de vereisten voor de vrachtbrief, vastgelegd. Veel verplichtingen uit de WWG gaan dus over het Beroepsvervoer. Veel van die regels zijn weer gebaseerd op Europese regelingen. Bijvoorbeeld de regel dat iedere 5 jaar moet worden nagegaan of de beroepsvervoerder nog voldoet aan de eisen van betrouwbaarheid, financiële draagkracht en vakbekwaamheid[4] .
Vanwege de liberalisering van de vervoermarkt nam de concurrentie binnen de Europese Unie toe. De wetgever wilde een aantal regels voor bedrijven die vervoer uitvoeren schrappen, waaronder de inschrijvingsplicht van het Eigen Vervoer[5] , het schrappen van de aparte vergunning voor het binnenlands vervoer en het intrekken van het puntenstelsel voor overtredingen. Hiermee hoopt de wetgever aan een aantal doelstellingen te voldoen zoals versobering van de regelgeving, vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en verbetering van de handhaafbaarheid[6] .
1.2 De reikwijdte van de WWG
De Toelichting op de WWG en artikel 1.3 WWG geven aan dat de wet van toepassing is op het Beroepsvervoer en het Eigen Vervoer dat (a) door in Nederland gevestigde vervoerders in Nederland en daarbuiten wordt verricht én (b) door buiten Nederland gevestigde vervoerders in Nederland wordt verricht.
Voor het onderscheid Beroepsvervoer en Eigen Vervoer geeft de Toelichting bij de wet en artikel 1 WWG aan dat bij Beroepsvervoer van goederen 3 elementen van belang zijn vanuit het perspectief van de vervoerder:
- Er moet sprake zijn van een vergoeding voor het vervoer
- Die vergoeding moet komen van 1 of meer derden
- En er mag geen sprake zijn van Eigen vervoer.
De Toelichting voegt daaraan nog toe dat goederenvervoer dat zonder betaling door een derde wordt uitgevoerd geen Beroepsvervoer is. De systematiek van de wet rechtvaardigt dan dat deze situatie ook onder Eigen Vervoer valt.
De Toelichting en artikel 1 van de WWG definiëren ook wat Eigen Vervoer is. Daar vallen de volgende situaties onder:
- Goederenvervoer dat voor eigen rekening door 1 of meer vrachtwagens wordt uitgevoerd.
- Goederenvervoer dat zonder betaling door een derde wordt uitgevoerd.
- Er is sprake van concernvervoer.
- Vervoer als werkzaamheid van ondersteunende aard, dat direct samenhangt met de hoofdactiviteiten van het bedrijf.
Ad. 1. Deze situatie is het klassieke voorbeeld van Eigen Vervoer. Bij een controle zal de chauffeur moeten aantonen dat het om eigen producten en vrachtwagens (geleased of eigendom) gaat.
Ad. 2. Deze situatie zal moeilijk aantoonbaar zijn wanneer er een controle plaats vindt.
Ad. 3. In de Toelichting en art. 1.2 lid 4 WWG wordt verder ingegaan op wie een derde is en of er een betaling wordt gedaan. Binnenlands vervoer tussen verschillende rechtspersonen van eenzelfde concern[7] wordt niet gezien als een derde dus wordt het aangemerkt als voor eigen rekening en is daarmee Eigen Vervoer.
Ad. 4. Daarnaast is er van Eigen Vervoer sprake als er voor rekening van een derde vervoer wordt verricht maar dit een werkzaamheid van ondersteunende aard is, die direct samenhangt met de hoofdwerkzaamheid. De Toelichting noemt bij deze situatie het voorbeeld van een groothandel die zelf de verkochte zaken aflevert aan de kopers tegen afzonderlijke betaling. Hier is sprake van Eigen Vervoer want het vervoer van de verkochte zaken hangt direct samen met de hoofdwerkzaamheden binnen de bedrijfsactiviteiten. Het vervoer vindt dan niet plaats door een derde maar door de groothandel zelf. De kosten van het vervoer zijn dan wel voor rekening van de derde[8] .
Of lege ritten en laden en lossen horen bij het Beroepsvervoer of bij Eigen Vervoer hangt volgens art. 1.2 WWG af, van welk vervoer heeft plaats gevonden of zal gaan plaats vinden. Het Eigen Vervoer dan wel het Beroepsvervoer trekken die aspecten mee in de kwalificatie.
1.3 De WWG-eisen voor het Beroepsvervoer versus Eigen Vervoer
Hoofdstuk 2 van de wet gaat over de toegang tot de markt en de toegang tot het beroep. De artikelen zijn bedoeld om de integriteit, vakbekwaamheid en de financiële situatie van beroepsvervoerders door de overheid te laten vaststellen. De NIWO doet deze onderzoeken en is bevoegd diverse vergunningen af te geven.
In het kader van de zoektocht naar antwoorden is voornamelijk art. 2.13 WWG van belang. In het artikel is een verbod opgenomen om beroepsvervoer te verrichten zonder vrachtbrief. Daarnaast is het verboden dat een vrachtbrief niet volledig en/of niet juist ingevuld wordt getoond aan een opsporingsambtenaar. De verbodsbepaling geldt voor de partijen die de vrachtbrief opmaken, de afzender en de vervoerder[9].
In de Toelichting bij de WWG wordt in herinnering gebracht dat de vrachtbrief uit de jaren 50 van de vorige eeuw stamt vanwege de wens van de overheid om de toen sterk gereguleerde markt te controleren[10] . Bij de liberalisering van het vervoer is de taak voor marktcontrole afgenomen, maar de overheid heeft de vrachtbrief nodig om zaken zoals overbelading, fraude en strafrechtelijke handelingen te kunnen vaststellen[11].
Voor de vraag waarom het niet geadviseerd wordt om bij de Eigen Vervoerder toch gebruik te maken van een vrachtbrief wordt het antwoord nu duidelijk. De reden is onder meer dat de overheid er dan vanuit gaat dat er sprake zal zijn van Beroepsvervoer, aangezien voor het Beroepsvervoer de hoofdregel geldt dat een volledig en juist ingevulde vrachtbrief getoond moet kunnen worden. De van Beroepsvervoer verdachte Eigen Vervoerder zou een boete kunnen krijgen voor het niet hebben van de juiste vergunningen en in overtreding kunnen zijn van andere vereisten die aan een Beroepsvervoerder in de WWG zijn gesteld.
2. Regels tussen de partijen betreffende de wegvervoerovereenkomst van goederen.
Een andere belangrijke reden waarom er geen vrachtbrief moet worden opgemaakt bij Eigen Vervoer is gelegen in de regels die gelden tussen de partijen, die een wegvervoerovereenkomst van goederen sluiten.
Artikel 1090 van boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (8:1090 BW) geeft aan wanneer er sprake is van een vervoerovereenkomst van goederen over de weg. Het artikel geeft aan dat er twee partijen betrokken zijn bij het goederenvervoer over de weg: de ene partij wordt als vervoerder aangemerkt en de andere partij als afzender. Er is bij deze overeenkomst, net zoals overigens bij andere overeenkomsten, sprake van twee verschillende partijen. Bij de klassieke situatie van Eigen Vervoer, vervoer als ondersteunende werkzaamheid en concernvervoer is er geen sprake van een andere contractspartij die een vervoerverplichting op zich neemt. Een onderneming kan geen (vervoer)overeenkomst met zichzelf sluiten.
Dan blijft over de situatie van gratis vervoer dat de wetgever als Eigen Vervoer bestempelt. In dat geval kan er wel een ander bedrijf worden ingeschakeld om het vervoer te verrichten. Het Burgerlijk wetboek bevat in art. 8:1090 BW geen verplichting dat er sprake moet zijn van betaald vervoer. Daarnaast bevat het BW ook geen verplichting voor de partijen om een vrachtbrief op te maken: art. 8:1119 BW geeft aan dat de vervoerder en de afzender een vrachtbrief kunnen opmaken[12].
Bij internationaal goederenvervoer over de weg is het CMR-verdrag (hierna CMR) mogelijk van toepassing[13]. Ook dit Verdrag bevat regels die tussen ondernemingen gelden en aldus de privaatrechtelijke verhoudingen tussen de vervoerder en afzender weergeven. Art. 1 geeft weer wanneer het CMR-verdrag van toepassing is op internationaal goederenvervoer over de weg:
- het moet gaan om een overeenkomst (dus er zijn twee verschillende partijen betrokken)
- het moet gaan om betaald vervoer
- het laden en lossen moet in verschillende landen gelegen zijn
- waarvan één van die plaatsen gelegen is in een CMR land. Wanneer laden of lossen in Nederland plaats vindt dan is aan dit vereiste voldaan.
Van de vier situaties, die volgens de WWG tot Eigen Vervoer kunnen leiden, blijft er geen enkele situatie over van Eigen Vervoer: de klassieke situatie van Eigen Vervoer, vervoer als ondersteunende werkzaamheid en concernvervoer vallen af omdat er sprake moet zijn van een andere partij die het vervoer op zich neemt, net zoals bij art. 8:1090 BW het geval is[14] . Bij concernvervoer kan daarnaast nog worden opgemerkt dat de WWG uitgaat van vervoer tussen twee bedrijven van een concern binnen Nederland. De situatie bij gratis vervoer valt ook af omdat de CMR niet dwingendrechtelijk van toepassing is op gratis vervoer.
Daarnaast kan er nog een opmerking worden gemaakt over de vraag of de CMR verplicht om een vrachtbrief op te maken of niet. De wetgever gaat er in de Toelichting bij de WWG vanuit dat het opmaken van een vrachtbrief volgens het CMR verplicht is [15]. Deze constatering van de wetgever is niet juist. Art. 4 CMR gaat er wel vanuit dat er een vrachtbrief wordt opgemaakt, maar het artikel geeft ook aan dat het voor de partijen niet uitmaakt of er geen vrachtbrief is opgemaakt of dat er sprake is van een onregelmatigheid of verlies van een vrachtbrief. Voldoet de wegvervoerovereenkomst aan artikel 1 CMR dan blijft de overeenkomst met of zonder regelmatige vrachtbrief onderworpen aan de artikelen van het verdrag. Dus tussen de partijen afzender en vervoerder is het opmaken van een CMR vrachtbrief niet verplicht.
3. Antwoorden op de vragen en oplossingsrichtingen
- De verplichting voor het kunnen tonen van een vrachtbrief is toch gebaseerd op de Wet Wegvervoer Goederen, de WWG?
- et niet kunnen tonen van een vrachtbrief is toch strafbaar in Nederland en in het buitenland?
- Waarom wordt er dan toch geadviseerd om bij Eigen Vervoer juist niet van een (CMR)-vrachtbrief gebruik te maken?
Antwoorden op eerste twee vragen kunnen bevestigend beantwoord worden. De verplichting om een vrachtbrief op te maken komt vanuit de WWG en geldt alleen voor het beroepsvervoer. De overheid wil op basis van de WWG een aantal zaken kunnen controleren:
a. of de beroepsvervoerder aan de eisen van betrouwbaarheid, financiële draagkracht en vakbekwaamheid voldoet. Deze controle vindt vooral plaats door het NIWO.
b. of het vervoer van goederen niet in strijd is met een verbodsbepaling uit de WWG of andere wetgeving die overbelading en vervoer van verboden stoffen en dergelijke strafbaar stellen. Bij deze opsporingstaken speelt de vrachtbrief een centrale rol en daarom is het voor beroepsvervoerders strafbaar gesteld om geen of een onvolledige of onjuist ingevulde vrachtbrief te tonen wanneer een opsporingsambtenaar daar naar vraagt.
Omdat deze verplichtingen gebaseerd zijn op Europese regelgeving gelden deze verboden ook in andere lidstaten.
De derde vraag kan als volgt worden beantwoord. Door bij Eigen Vervoer toch een vrachtbrief op te maken, zal het vervoerende bedrijf de indruk wekken dat er sprake is van Beroepsvervoer en niet van Eigen Vervoer. Het bedrijf kan dan worden verweten niet over de juiste vergunningen te beschikken en niet aan de andere vereisten te voldoen die de WWG aan beroepsvervoerders stelt. Bovendien is bij Eigen Vervoer in drie van de vier gevallen geen sprake van een ander bedrijf dat het vervoer verzorgd. Een vrachtbrief bevat (de voorwaarden van) de overeenkomst die een derde partij, de vervoerder in dit geval, met de afzender, zijn wederpartij sluit. Het is juridisch niet mogelijk om een overeenkomst met jezelf te sluiten. De verplichting om een vrachtbrief op te stellen volgt niet uit de privaatrechtelijke wetgeving in het Burgerlijk Wetboek en ook niet uit het CMR-Verdrag.
Oplossingsrichtingen
Welke oplossingen zijn er dan wel voor chauffeurs van bedrijven die Eigen Vervoer uitvoeren en aan wie gevraagd wordt om een vrachtbrief te laten zien?
De bestuurders van vrachtwagens zullen Eigen Vervoer dienen aan te tonen door documentatie bij zich te hebben die de relatie tussen de goederen en het bedrijf kunnen aantonen. Dat zou kunnen door op documentatie consequent dezelfde bedrijfsnamen en logo’s aan te brengen: op de verpakkingen, op de paklijsten, op de vrachtwagens of in de papieren van de vrachtwagens. Evofenedex heeft een kaart ontwikkeld waarmee Eigen Vervoer onderbouwd kan worden[16] .
Daarnaast zou het naar mijn mening als oplossingsrichting wenselijk zijn om het Eigen Vervoer Register weer open te stellen. Voor de invoering van de WWG was dit een verplichting voor Eigen Vervoerders. Deze verplichting zou kunnen worden vervangen door een vrijwillig opengesteld register bij het NIWO zodat de Eigen Vervoerders makkelijker kunnen aantonen dat het vervoer Eigen Vervoer betreft. Deze bedrijven kunnen zich dan in het binnen- en buitenland makkelijker verweren tegen een verdenking van het zijn van een beroepsvervoerder die rijdt zonder een (goed ingevulde) vrachtbrief.
Voor de volgende groepen Eigen Vervoerders zou een Eigen Vervoer Register een oplossing kunnen zijn omdat deze bedrijven regelmatig hetzelfde soort vervoer uitvoeren:
- Goederenvervoer voor eigen rekening
- Bij binnenlands concernvervoer
- Vervoer als werkzaamheid van ondersteunende aard, dat direct samenhangt met de hoofdactiviteiten van het bedrijf.
Voor een bedrijf dat slechts incidenteel Eigen Vervoer uitvoert omdat het een enkele keer gratis vervoersdiensten verleent, zal een Eigen Vervoer Register als oplossing niet passend zijn omdat deze vervoerder bij het gros van zijn ritten als beroepsvervoerder zal optreden. In dit specifieke geval van Eigen Vervoer kan er ook een vrachtbrief worden opgesteld want het betreft dan daadwerkelijk een ander bedrijf dat vervoer belooft.
Voetnoten
2. Wet van 30 oktober 2008, tot wijziging van de regeling van het beroepsgoederenvervoer en het
eigen vervoer met vrachtauto’s (Wet wegvervoergoederen) (Stb. 2008, 492)
3. Kamerstukken II 2006/07, 30896, nr. 2, p. 1 e.v. Het betreft de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel. Hierna wordt in de tekst van Toelichting gesproken.
4. Kamerstukken II 2006/07, 30896, nr. 2, p. 7 Het gaat om 2 richtlijnen en 2 verordeningen:
1. de eerste richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschap van 23 juli 1962 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor bepaalde soorten goederenvervoer over de weg (PbEG 70) ;
2. verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 maart 1992, betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in Gemeenschap van of naar het grondgebied van een Lid-Staat of over het grondgebied van een of meer lidstaten (PbEG L 95);
3. verordening (EEG) nr. 3118/93 van de Raad van Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoerders worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in een Lid-Staat waarin zij niet gevestigd zijn (PbEG L 279);
4. richtlijn nr. 96/26/EG van de Raad van de Europese Unie inzake de toegang tot het beroep van vervoerder van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma’s, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoervervoerders (PbEG L 124)
5. Kamerstukken II 2006/07, 30896, nr. 2, p. 23 e.v. Dit register werd bijgehouden om het Beroepsvervoer van het Eigen Vervoer te kunnen onderscheiden in het kader van de marktordening. Eigen Vervoerders waren verplicht om zich als zodanig bij de Stichting Inschrijving Eigen Vervoer (SIEV) te laten registreren.
6. Kamerstukken II 2006/07, 30896, nr. 2, p. 4 e.v
7. Kamerstukken II 2006/07, 30896, nr. 2, p. 6 e.v.. Volgens de Toelichting is er sprake van een concern als de vervoerder deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting en/of omzetbelasting.
8. Bij de WWG wordt er niet een vaste partij als derde aangemerkt. Het begrip derde komt niet voor in art. 1.1 bij de definities. In de memorie van toelichting wordt soms een vervoerder als derde aangemerkt en soms de partij waar de goederen naartoe worden vervoerd of de goederen vandaan worden gehaald.
9. In Artikel 15 Regeling wegvervoer goederen worden de strafbare handelingen over de vervoerder en de afzender verdeeld.
10. Kamerstukken II 2006/07, 30896, nr. 2, p. 22
11. Controle onderweg | SVA
12. Onderstreping door auteur.