Inleiding
Vorderingen zijn niet tot in het oneindige te claimen. Menig vordering is door de rechter afgewezen omdat de vordering inmiddels verjaard is of vervallen.
In deel I van deze bijdrage zal ik, aan de hand van de Nederlandse rechtspraak, ingaan op de volgende vragen: (a) Wat zijn de verjarings- en vervaltermijnen in het CMR Verdrag? (b) Welke vorderingen (claims) vallen onder de CMR verjarings- en vervaltermijnen? (c) Wanneer begint de eenjarige verjaringstermijn te lopen? (d) Is het partijen toegestaan om van de verjaringstermijn af te wijken? Voordat ik aan deze vragen toekom zal ik eerst het begrippenkader schetsen.
Het begrippenkader
Verjaring is niet hetzelfde als verval. Beide hebben als doel de bevordering van de rechtszekerheid[1] door ‘een vlotte afwikkeling van rechtsverhoudingen’. Maar zij hebben verschillende rechtsgevolgen. Na verjaring blijft de claim bestaan maar je kan het niet meer afdwingen bij de rechter. Je kunt in beginsel wel opschorten[2] of verrekenen[3]. Het verval tast het bestaan van het recht zelf aan. Na verval valt er dus niets meer te claimen. Opschorting en verrekening zijn dan niet meer mogelijk. Vanwege zijn fatale karakter kan een vervaltermijn doorgaans niet worden gestuit. Dit is ook een belangrijk verschil met de verjaringstermijn die doorgaans wel kan worden gestuit[4].
Art. 32 CMR
1. De rechtsvorderingen, waartoe een aan dit Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft, verjaren door verloop van een jaar. In geval van opzet of van schuld, welke volgens de wet van het gerecht, waarvoor de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt, is de verjaringstermijn drie jaar. De verjaring loopt:
a) in geval van gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging, vanaf de dag, waarop de goederen zijn afgeleverd;
b) in geval van volledig verlies, vanaf de dertigste dag na afloop van de bedongen termijn of, bij gebreke van zulk een termijn, vanaf de zestigste dag na de inontvangstneming van de goederen door de vervoerder;
c) in alle andere gevallen, na afloop van een termijn van drie maanden na de sluiting der vervoerovereenkomst.
De hierboven als begin van de verjaring aangegeven dag wordt niet begrepen in de verjaringstermijn.
2. Een schriftelijke vordering schorst de verjaring tot aan de dag, waarop de vervoerder de vordering schriftelijk afwijst en de daarbij gevoegde stukken terugzendt. In geval van gedeeltelijke aanvaarding van de vordering hervat de verjaring haar loop alleen voor het deel van de vordering, dat betwist blijft. Het bewijs van ontvangst van de vordering of van het antwoord en van het terugzenden der stukken rust op de partij, die dit feit inroept. Verdere, op hetzelfde onderwerp betrekking hebbende vorderingen schorsen de verjaring niet.
3. Met inachtneming van de bepalingen van het tweede lid, wordt de schorsing van de verjaring beheerst door de wet van het gerecht waarvoor de zaak aanhangig is. Hetzelfde geldt voor de stuiting van de verjaring.
4. Een verjaarde vordering kan ook niet meer in de vorm van een vordering in reconventie of van een exceptie worden geldend gemaakt.
a. Wat zijn de verjarings- en vervaltermijnen in het CMR Verdrag?
In het CMR Verdrag komen verschillende verjarings- en vervaltermijnen voor. Ik zal ze hier kort noemen. Art. 30 lid 3 CMR bepaalt dat bij vertraging in de aflevering de schadevergoeding alleen verschuldigd is, indien binnen een termijn van 21 dagen nadat de goederen ter beschikking van de geadresseerde zijn gesteld, een schriftelijk voorbehoud ter kennis van de vervoerder is gebracht. De termijn van 21 dagen is een vervaltermijn. Klaag je niet binnen die termijn dan vervalt je recht.
Volgens art. 32 lid 1 CMR verjaren de rechtsvorderingen, waartoe een aan dit Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft, door verloop van een jaar. In geval van opzet of van schuld, welke volgens de wet van het gerecht, waarvoor de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt (bewuste roekeloosheid), is de verjaringstermijn drie jaar. Dit zijn verjaringstermijnen.
Voor opvolgende vervoerders zegt art. 39 lid 4 CMR dat art. 32 CMR van toepassing is. Dit betekent dat bij opvolgend vervoerd de verjaring ook 1 of 3 jaar is. Echter bij opvolgend vervoer begint de verjaring te lopen vanaf een ander moment dan bij ‘enkelvoudig’ vervoer.
b. Welke vorderingen (claims) vallen onder de CMR verjarings- en vervaltermijnen?
Alle vorderingen die met een CMR transport samenhangen vallen onder de CMR verjaring. Art. 32 lid 1 CMR spreekt van ‘rechtsvorderingen, waartoe een aan dit Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft’. Deze bepaling is zeer ruim geformuleerd[5] en wordt ruim uitgelegd. Art. 32 lid 1 CMR is niet alleen van toepassing op claims die uitdrukkelijk in de CMR worden geregeld maar op alle claims die kunnen ontstaan naar aanleiding van een CMR transport, mits deze claims voldoende samenhang hebben met dit transport. Ik noem enkele voorbeelden ter illustratie. In zijn arrest van 11 februari 2000[6] heeft de Hoge Raad bepaald dat art. 32 lid 1 CMR – zonder beperkingen – zowel van toepassing is op tegen de vervoerder gerichte claims als op claims van de vervoerder zelf. In deze zaak kiepte de vrachtwagen tijdens de belading door een fout van de belader. De belader was geen partij bij het transport maar de rechter vond toch dat de belader een beroep mocht doen op de verjaring van art. 32 lid 1 CMR. In de zaak van Uni-Data uit 2009[7] heeft de Hoge Raad bevestigd dat een vordering van de CMR vervoerder tot verklaring voor recht, onder art. 32 CMR valt. Ook een vordering van de expediteur op de vervoerder wegens het niet aanzuiveren van douanedocumenten kan onder de CMR verjaring vallen[8] mits deze vordering voldoende samenhang heeft met een CMR transport. Soms kunnen zelfs claims uit een raamovereenkomst daaronder vallen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de raamovereenkomst zelf alleen betrekking heeft op CMR transporten[9]. In een dergelijke situatie worden zowel de raamovereenkomst als de losse transportopdrachten beheerst door het CMR Verdrag. Echter, wanneer bij de sluiting van de raamovereenkomst onduidelijk is dat alleen CMR transporten daaronder zullen vallen, wordt de raamovereenkomst niet beheerst door het CMR Verdrag[10]. In dit laatste geval wordt er per claim onderzocht of er voldoende samenhang is met de CMR.
Voor wat betreft de vervaltermijn bij vertraging in de aflevering heeft hof Den Bosch in een arrest uit 1991[11] beslist dat aangezien niet binnen 21 dagen na de dag van aflevering een schriftelijk voorbehoud is gemaakt, de vervaltermijn van art. 30 lid 3 CMR toepassing vindt. Ook een claim die op onrechtmatige daad van de vervoerder werd gebaseerd stuitte af op art. 30 lid 3 CMR.
c. Wanneer begint de eenjarige verjaringstermijn van art. 32 lid 1 CMR te lopen?
Hier valt er geen eenduidig antwoord te geven want art. 32 lid 1 CMR gaat uit van verschillende aanvangsmomenten. Afhankelijk van de aard van de claim loopt de verjaring vanaf de datum van de aflevering of vanaf de dertigste dag na afloop van de afgesproken afleveringsdatum of vanaf de zestigste dag na ontvangst van de goederen door de vervoerder, of vanaf drie maanden na de sluiting van de vervoerovereenkomst. Dit is een complex systeem maar ik leg het hierna uit. Ik volg dezelfde opbouw als in art. 32 lid 1 CMR.
1. in geval van gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging, loopt de verjaring vanaf de dag, waarop de goederen zijn afgeleverd
Het gaat hier om gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging van de vervoerde lading. Deze termijn geldt dus voor de ladingvordering. Bij art. 32 lid 1 sub a CMR loopt de verjaring – van 1 of 3 jaar – vanaf de datum van de aflevering. Volgens de Hoge Raad[12] berust de aflevering op wilsovereenstemming, in die zin dat de vervoerder de feitelijke macht over de vervoerde lading met instemming van de geadresseerde opgeeft en de geadresseerde in de gelegenheid stelt de feitelijke macht over deze lading te overnemen. Wanneer de lading bijvoorbeeld op 25 december 1998 in Moskou wordt afgeleverd met gedeeltelijk verlies, beschadiging of vertraging, begint de verjaring te lopen vanaf 25 december 1998[13] maar deze dag wordt niet meegerekend. Voorbeeld: de goederen worden afgeleverd op 6 augustus, 4 september en 24 september 2008. De rechtsvordering tot schadevergoeding zou op respectievelijk 7 augustus, 5 september en 25 september 2009 zijn verjaard, tenzij de verjaring is geschorst in de zin van artikel 32 lid 2 CMR of gestuit[14]. Voor deze soorten schade is de afleveringsdatum dus van groot belang.
Het kan wel eens voorkomen dat de afleveringsdatum moeilijk te bepalen is of dat geconcludeerd wordt dat er helemaal niet is afgeleverd. Dat laatste heeft vergaande gevolgen voor de verjaringstermijn. Ik geef als voorbeeld een CMR transport van gestapelde containerchassis van Nederland naar Italië. Tijdens de rit op 17 maart 2010 is de lading gaan schuiven en is vervolgens gevallen met schade tot gevolg. Het transport wordt onderbroken en de lading gaat terug naar de afzender. Op 25 juli 2011 wordt de vervoerder gedagvaard. De vraag is: wanneer is de verjaringstermijn gaan lopen? Volgens de rechtbank[15] wordt de aanvang van de verjaring bepaald door art. 32 lid 1 onder a CMR. De rechtbank is van oordeel dat het uitblijven van aflevering ter bestemming geen reden is om de verjaringstermijn in het geval van beschadiging – gevolgd door onderbreking van het transport – te laten beginnen bij het in art. 32 lid 1 onder c CMR bedoelde moment, want een eenvoudig herkenbare beschadiging valt niet onder art. 32 lid 1 onder c CMR. Anders dan de rechtbank vindt hof Arnhem-Leeuwarden[16] dat het nodig is voor toepassing van artikel 32 lid 1 onder a CMR dat de aflevering feitelijk heeft plaatsgevonden. Volgens het hof hebben ladingbelanghebbenden belang bij een duidelijk begin van de verjaringstermijn zodat zij niet onverwacht geconfronteerd worden met de verjaring van hun vordering. Daarom kan niet worden aangenomen dat de verjaring ook op een beoogde of verwachte afleverdatum kan beginnen. Dit lijkt ook het standpunt te zijn van hof Den Bosch[17]. Hier ging het om brandschade tijdens een CMR transport. Bij de brand is niet de gehele lading verloren gegaan. Vier pallets met een restantwaarde van ca. DM 6.000,00 zijn geretourneerd aan de afzender. Omdat de goederen niet ter bestemming zijn afgeleverd is het hof van oordeel dat art. 32 lid 1 sub c CMR van toepassing is. Oftewel een aanvangstermijn van drie maanden na de sluiting van de vervoerovereenkomst!
2. in geval van volledig verlies, loopt de verjaring vanaf de dertigste dag na afloop van de bedongen termijn of, bij gebreke van zulk een termijn, vanaf de zestigste dag na de inontvangstneming van de goederen door de vervoerder
In geval van volledig verlies – deze termijn geldt ook voor de ladingvordering – zijn er twee alternatieve momenten voor de aanvang van de verjaringstermijn.
Het eerste alternatief is vanaf de dertigste dag na afloop van de bedongen (toegezegd of afgesproken) termijn voor de aflevering ter bestemming. Voorbeeld[18]: tussen de afzender en de vervoerder is 16 september 2015 als aflevertermijn afgesproken. Er is sprake van volledig verlies dus geen aflevering. De verjaringstermijn loopt in dit geval vanaf de dertigste dag na 16 september 2015, te weten: 17 oktober 2015, en zou zonder schorsing of stuiting aflopen op 17 oktober 2016. Andere voorbeelden zijn ook te vinden in twee uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2017[19] en van 18 juli 2002[20].
In het tweede alternatief – dat wil zeggen wanneer er geen termijn voor de aflevering is afgesproken en er bovendien sprake is van volledig verlies – begint de verjaring te lopen vanaf de zestigste dag na de ontvangst van de goederen door de vervoerder. De datum van ontvangst van de goederen ten vervoer blijkt doorgaans uit de CMR vrachtbrief zelf – zoals bepaald in art. 6 lid 1 onder d CMR – en/of uit de laadopdracht.
3. in alle andere gevallen, loopt de verjaring na afloop van een termijn van drie maanden na de sluiting der vervoerovereenkomst
Voor alle andere claims begint de verjaringstermijn te lopen vanaf 3 maanden na de sluiting van de vervoerovereenkomst. Doorgaans wordt de vervoerovereenkomst gesloten kort vóór of op de dag van de laadopdracht. Omdat de verjaring van de claims die onder deze regeling vallen veel later begint te lopen – oftewel drie maanden na de sluiting van de vervoerovereenkomst – verjaren deze claims doorgaans later dan de ladingclaims wegens verlies, beschadiging of vertraging. Immers de termijn onder sub 1 en sub 2 (ladingclaims) begint veel eerder te lopen dan onder sub 3 (overige claims). De vorderingen die onder art. 32 lid 1 onder c CMR vallen zijn bijvoorbeeld vorderingen tot betaling van vrachtpenningen[21], enkele bijzondere gevallen van ladingschade waarbij er geen sprake is van volledig verlies maar ook geen aflevering ter bestemming, vorderingen wegens het niet aanzuiveren van douanedocumenten, het niet terug leveren van lege pallets / fust, boetebedingen, compensaties en/of vergoedingen die verband houden met tekortkomingen en/of overige schade tijdens CMR transporten.
d. Is het partijen toegestaan om van de CMR verjaringstermijn af te wijken?
Het korte antwoord op deze vraag is: nee! Art. 32 CMR is een dwingendrechtelijke bepaling[22]. Volgens art. 41 lid 1 CMR mag je er dus niet van afwijken. Art. 40 CMR maakt wel een uitzondering voor opvolgende vervoerders. Zij mogen onderling afwijken van art. 37 en art. 38 CMR.
Voetnoten
1. HR 18 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6315, NJ 2010/481.
2. Vgl. art. 6:56 BW.
3. Vgl. art. 6:131 lid 1 BW.
4. PHR 28 september 2018, ECLI:NL:PHR:2018:1143, rov. 4.14, 4.15.
5. Haak, De aansprakelijkheid van de vervoerder ingevolge de CMR, p. 334.
6. HR 11 februari 2000, NJ 2000, 420, noot K.F. Haak.
7. HR 18 december 2009, NJ 2010/481, noot K.F. Haak.
8. Hof Amsterdam, 13 december 2001, S&S 2002, 120.
9. Hof ‘s-Hertogenbosch 13 maart 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BV9139.
10. Hof Arnhem 28 april 2015, S&S 2016/5.
11. Hof ‘s-Hertogenbosch 2 april 1991 S&S 1992/43.
12. HR 17 februari 2012, NJ 2012/289, S&S 2012/60, ECLI:NL:HR:2012:BT8464.
13. Rb. Arnhem 30 mei 2002, S&S 2003, 105; Hof 's-Hertogenbosch 16-03-2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BL8026, S&S 2012/118; Rb. Gelderland 21-04-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1990, S&S 2021/64.
14. Rb. Rotterdam 18 mei 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7176.
15. Rb. Arnhem 4 april 2012, ECLI:NL:RBARN:2012:BW2518, S&S 2012/139.
16. Hof Arnhem-Leeuwarden 9 april 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6239.
17. Hof 's-Hertogenbosch 28 november 2002, S&S 2004, 94.
18. Rb. Rotterdam 27 mei 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:13246, S&S 2021/75.
19. Rb. Rotterdam 20 december 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:10102, S&S 2018/67.
20. Rb. Rotterdam, 18 juli 2002, S&S 2003, 106.
21. Rb. Zeeland-West-Brabant 3 februari 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:1725, S&S 2021/32; Rb. Rotterdam 12 december 2005, S&S 2007, 99.
22. Hof 's-Hertogenbosch 16-03-2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BL8026, S&S 2012/118; Rb. Rotterdam 14 februari 2018, S&S 2018/79, ECLI:NL:RBROT:2018:2790; Rb. Amsterdam 18 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:10104, S&S 2020/37; Rb. Zeeland-West-Brabant 13-12-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:8813, S&S 2018/78.