De dieselprijzen zijn de laatste maanden extreem gestegen. Voor vervoerders hebben de snelle wijzigingen liquiditeitsproblemen tot gevolg en verlieslatende ritten. Lag de gemiddelde dieselprijs begin 2022 rond de 1,44 euro per liter, eind maart was de literprijs gestegen tot 1,92 euro per liter. Een stijging van meer dan 33%! De vraag die ik in dit artikel behandel is: Kan de snelle stijging van brandstofprijzen gezien worden als een onvoorziene omstandigheid op grond waarvan de vervoerovereenkomst gewijzigd moet worden?
Brandstofclausule
In langlopende contracten worden vaak afspraken (de brandstofclausule) gemaakt over de doorberekening van stijgende of dalende brandstofprijzen. Er bestaan verschillende vormen van deze zogenaamde brandstofclausules met aanpassingen per kwartaal, per maand, per week of met nacalculatie. Belangrijke elementen in de brandstofclausule zijn de referentieprijs en de frequentie van doorberekening.
U kunt zich waarschijnlijk wel voorstellen dat bij sterke stijgingen in de brandstofprijzen het een groot verschil kan maken of de frequentie van de doorberekening per week of per maand is. De vervoerders moeten daarnaast alle kosten voorfinancieren voor de periode van de doorberekening plus de betalingstermijn van de factuur.
Voor nieuwe contracten kunnen afspraken worden gemaakt die rekening houden met de snelle prijsstijgingen, maar wat doe je met lopende contracten? Kan een vervoerder dan onder het contract uitkomen op grond van bijvoorbeeld onvoorziene omstandigheden? Een heronderhandeling van de prijsafspraken tussen partijen lijkt de aangewezen weg. Immers, niet alleen de vervoerder heeft een probleem als het contract niet lucratief is, ook de opdrachtgever / verlader heeft het probleem dat zijn vervoerder dreigt om te vallen. Lukt het niet hernieuwde afspraken te maken, dan wil ik in overweging geven dat partijen eerst in mediation proberen alsnog tot een oplossing te komen alvorens een stap naar de rechter te zetten. Procederen is kostbaar en tijdrovend, terwijl voor beide partijen een commerciële en snelle oplossing gewenst en waarschijnlijk zelfs noodzakelijk is. Waar mediation niet slaagt, blijft de gang naar de rechter altijd mogelijk.
Onvoorziene omstandigheden
Een contract dient in beginsel altijd te worden nagekomen, maar de wet geeft rechters de mogelijkheid om op verzoek van een van de contractspartijen een overeenkomst geheel of gedeeltelijk te wijzigen of zelfs te ontbinden. Dit kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Een onvoorziene omstandigheid moet van dien aard zijn dat de wederpartij geen ongewijzigde instandhouding van de contractuele rechtsverhouding mag verwachten.[1] Rechters zullen hier heel terughoudend in zijn. Het moet echt gaan om uitzonderingen, om omstandigheden die partijen niet hebben voorzien en die niet in de overeenkomst zijn geregeld en die het evenwicht tussen partijen onredelijk beïnvloeden.[2]
De als onvoorzien aan te merken omstandigheden moeten bij het sluiten van de overeenkomst in de toekomst te hebben gelegen. Daarnaast mogen de omstandigheden niet uitdrukkelijk of stilzwijgend in de overeenkomst zijn verdisconteerd. En daar valt misschien meer onder dan u denkt. Als voorbeeld kan een uitspraak dienen, waarin partijen met elkaar een contract hadden gesloten waarin bepalingen waren opgenomen met het oog op bepaalde specifiek genoemde dierziektes. De rechter stelt in deze uitspraak dat partijen in zijn algemeenheid aan de mogelijkheid van dergelijke dierziektes hebben gedacht en dus ook niet genoemde (onbekende) ziektes hieronder zullen vallen. In dat geval was bij een uitbraak van een ziekte die niet in het contract was genoemd geen beroep meer mogelijk op de onvoorzienbaarheid van de betreffende dierziekte.[3] Als je deze redenatie overzet naar de vervoerovereenkomst met een brandstofclausule, dan is op voorhand nagedacht over de mogelijke fluctuaties en zijn deze per definitie niet meer onvoorzien. Dat de prijsstijgingen uitzonderlijk of zelfs extreem kunnen zijn, doet daar niet aan af en maakt de situatie niet anders. In dat geval zal een beroep op onvoorziene omstandigheden niet slagen.
Ondernemersrisico
Een tweede beperking is dat, hoe vervelend ook, op grond van verkeersopvattingen sommige omstandigheden voor rekening komen van degene die zich op de onvoorziene omstandigheden beroept.[4] Wat precies onder de in het verkeer geldende opvatting valt, is niet altijd even duidelijk, maar er zijn een paar algemene uitgangspunten. Zo wordt geldelijk onvermogen gezien als ondernemingsrisico en hetzelfde geldt voor waardeverhoudingen.
Economische problemen als gevolg van bijvoorbeeld de (overheidsmaatregelen die samenhangen met de) Coronapandemie vallen niet altijd binnen het normale ondernemersrisico. Deze economische problemen als gevolg van de wereldwijde pandemie zijn – anders dan bij een “normale” economische crisis – niet inherent aan schommelingen in de markt waarin partijen zich begeven. In een aantal huurzaken werd in dit verband overwogen dat het moeilijk voor te stellen is dat partijen een dergelijke crisis, van een soort en omvang die niet eerder is voorgekomen, bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen hebben gehad. Het financiële nadeel daarvan hoorde kwam vervolgens niet volledig bij de huurder te liggen.[5]
Het is echter algemeen bekend dat de markt in olie en gas aan prijsschommelingen onderhevig is. Dit kan verschillende achterliggende “onvoorziene” oorzaken hebben, zoals energieschaarste, corona, oorlogen en/of embargo’s op leveranciers. Wat de achterliggende oorzaken van de prijsstijgingen ook zijn, de prijzen kunnen fluctueren en dat is niet nieuw of onverwacht. Kostenstijging hoe aanmerkelijk ook behoren daarom in beginsel tot het ondernemersrisico van de vervoerders. Een vervoerder heeft immers zijn bedrijf gemaakt van het transport en de kosten van de daarvoor benodigde brandstof vormen daar een onderdeel van. Het is aan de vervoerder om vooraf de kosten in te schatten en een te lage prijsopgave zal voor zijn rekening komen. Sterke dalingen of stijgingen staan instandhouding van de overeenkomst veelal in de weg.
Dat is mogelijk alleen anders als de verhoudingen zo scheef worden dat er voor de vervoerder grote financiële en/of bedrijfseconomische problemen optreden door het moeten uitvoeren van het contract. Bijvoorbeeld als de vervoerder zijn bedrijf niet meer economisch rendabel zou kunnen exploiteren of op het randje van faillissement zou komen te verkeren.[6] In dat geval kan je niet meer spreken van een “normaal” ondernemersrisico en heeft de benadeelde partij, in dit geval de vervoerder, mogelijk recht op wijziging of ontbinding van het contract.
Waar een beroep op onvoorziene omstandigheden voorts niet slaagt kan de overeenkomst mogelijk worden beëindigd door opzegging op grond van de redelijkheid en billijkheid en niet ondenkbaar is dat sommige omstandigheden een beroep op overmacht opleveren. Telkens zal echter hetzelfde criterium worden gehanteerd dat de omstandigheden van een dusdanige aard moeten zijn dan de wederpartij ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst in alle redelijkheid niet mag verwachten.
Aanpassingen van het contract
Als een beroep op onvoorziene omstandigheden slaagt, heeft de rechter vervolgens een grote vrijheid om het contract te wijzigen of ontbinden. Die wijziging kan geheel, gedeeltelijk, tijdelijk of permanent worden doorgevoerd. Het kan dus ook tijdelijk wederzijds opschorten inhouden. Er kan terugwerkende kracht aan de wijziging of ontbinding worden toegekend en er kunnen voorwaarden aan de maatregel worden verbonden. Een rechter zal uiteindelijk met inachtneming van de gewijzigde onvoorziene omstandigheden het evenwicht tussen partijen willen herstellen en hij heeft daarbij vergaande bevoegdheden.
Samenvattend slaagt een beroep op onvoorziene omstandigheden slechts in uitzonderlijke gevallen. Een beroep op onvoorziene omstandigheden heeft mijns inziens alleen kans van slagen als er geen brandstofclausule in de overeenkomst is opgenomen en partijen ook niet op andere wijze impliciet rekening hebben gehouden met de fluctuerende brandstofprijzen. Het beroep slaagt ook alleen als de verhoudingen tussen partijen dusdanig zijn verstoord dat de vervoerder bij het ongewijzigd in stand houden van de overeenkomst in dusdanige financiële of bedrijfseconomische problemen raakt dat niet meer kan worden gesproken van een normaal ondernemersrisico. Die grens ligt extreem hoog.
Heronderhandeling
Waar de gemaakte afspraken knellen doen partijen er dus goed aan met elkaar in gesprek te gaan en nieuwe afspraken te maken over de afgesproken bandbreedtes. De redelijkheid en billijkheid brengt mee dat dat partijen rekening moeten houden met elkaars gerechtvaardigde belangen.[7] En volgens sommige schrijvers brengen de redelijkheid en billijkheid in geval van onvoorziene omstandigheden een op partijen rustende heronderhandelingsplicht met zich mee.[8] Internationaal is een heronderhandelingsplicht in geval van onvoorziene omstandigheden ook niet ongebruikelijk.[9] In het verlengde daarvan mag van partijen bij dit soort onverwachte prijsstijgingen ook een zekere solidariteit en medewerking worden verwacht. Uiteindelijk hebben vervoerders en verladers beide een belang bij uitvoering van het contract.
Voetnoten
1. T&C Burgerlijk Wetboek, Onvoorziene omstandigheden, art. 6:258 BW
2. HR 20 februari 1998, NJ 1998/493, Briljant Schreuders / ABP; HR 13 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2615.
3. Gerechtshof Arnhem, 19 december 2006, ECLI:NL:GHARN:2006:AZ9788
4. ’s-Hertogenbosch 30 mei 2017, ECLI:GHSHE:2017:2299
5. Rb. Rotterdam 18 juni 2020, NJF 2020/246; Rb. Rotterdam, 18 juni 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:5585; Rb. Rotterdam, 2 april 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:3394; Rb. Noord-Holland, 21 april 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:3181
6. Rb. ’s-Gravenhage 24 augustus 2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2510
7. HR 19 oktober 2007, NJ 2007/565
8. Tjittes, Contracteren 2012, p.98; Schelhaar, ORP 2018, p. 25
9. Art. 6:111 Principles of European Contract Law; art. 6.2.3. Unidroit Principles for International Commercial Contracts.