Directe actie
Verstandige vervoerders sluiten een vervoerdersaansprakelijkheidsverzekering af; deze verzekering biedt (geheel of gedeeltelijk) dekking voor aansprakelijkheid in geval van goederenschade, verlies of vertraging tijdens een transport. In sommige buitenlandse rechtstelsels mag de schadelijdende partij rechtstreeks de vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar aan spreken voor schadevergoeding. Dat wordt ook wel een 'directe actie' of – op zijn Frans – ‘action directe’ genoemd. De partij die schade heeft geleden, hoeft zich dus niet alleen tot de vervoerder te wenden, maar kan ook diens verzekeraar aanspreken. Een dergelijke directe actie heeft als voordeel dat de ladingeigenaar of verhaalzoekende vervoerder niet wordt gehinderd door de eventueel beperkte verhaalsmogelijkheden van de betreffende buitenlandse vervoerder, maar kan profiteren van de diepere zakken van diens verzekeraar.
Voor de goede orde: Nederlands recht kent geen directe actie op vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraars. In enkele uitzonderlijke gevallen is het mogelijk om een verzekeraar rechtstreeks aan te spreken, bijvoorbeeld op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen. Bij schade die door een voertuig wordt veroorzaakt aan een andere zaak of persoon heeft de benadeelde 'een eigen recht op schadevergoeding' jegens de WAM-verzekeraar (art. 6 WAM). Verder biedt art. 7:954 lid 1 BW aan de benadeelde partij de mogelijkheid om bij dood of letsel rechtstreeks uitkering van de WA-verzekeraar te vorderen. Een directe actie tegen een verzekeraar op andere gronden is naar Nederlands recht niet mogelijk.[1]
Dat betekent echter niet dat de directe actie geen rol kan spelen in een vervoerrechtelijke casus bij een Nederlandse rechter. In veel gevallen zijn immers ook buitenlandse vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraars betrokken. Zo zullen Franse of Poolse vervoerders hun aansprakelijkheid doorgaans bij een lokale verzekeraar hebben verzekerd. Op de verzekeringspolis zal dan Frans respectievelijk Pools recht van toepassing zijn. Deze rechtstelsels kennen wél een directe actie.
De Nederlandse rechter zal in een internationale situatie de Rome II-Verordening[2] gebruiken om te bepalen welk recht hij moet toepassen op een buitencontractuele vordering (zoals een vordering uit 'onrechtmatige daad'). Volgens art. 18 Rome II-Verordening is een rechtstreekse vordering op een aansprakelijkheidsverzekeraar mogelijk wanneer 'het op de niet-contractuele verbintenis toepasselijke recht of het op het verzekeringscontract toepasselijke recht hierin voorziet'. Dat betekent dat het recht dat van toepassing is op de vordering op de verzekeraar (uit onrechtmatige daad) óf het recht dat van toepassing is op de polis (tussen vervoerder en verzekeraar) een directe actie moet kennen. Op die manier is het mogelijk om in Nederland een (buitenlandse) vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar rechtstreeks aan te spreken.
Nederlandse rechtspraak over de directe actie
Zoals gezegd, kent het Nederlandse recht geen directe actie op de vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar. Maar dat betekent niet dat een Nederlandse rechter nooit met zo'n directe actie te maken krijgt. Ik zal dit toelichten aan de hand van enkele recente uitspraken.
Rechtbank Rotterdam 6 april 2022[3]
De eerste uitspraak gaat over de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van een directe actie. Tijdens een wegtransport van Nederland naar Duitsland raakt een zending zonnepanelen vermist. Afzender VBT en haar verzekeraars vorderen schadevergoeding van ondervervoerder Ultrespa en haar verzekeraar Generali, beiden gevestigd in Polen.
Volgens Generali is de Rotterdamse rechtbank niet bevoegd om kennis te nemen van de rechtstreekse vordering op de vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar. De rechtbank gaat daar niet in mee. Generali heeft niet betwist dat er naar Pools recht een directe actie op de vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar mogelijk is. De vraag of de rechtbank op grond van het CMR-Verdrag ook bevoegd is in het kader van de directe actie, wordt als volgt beantwoord:
"Artikel 31 lid 1 CMR is zeer ruim geformuleerd: alle rechtsgedingen waartoe het CMR-vervoer aanleiding geeft. Naar het oordeel van de rechtbank vallen hieronder niet alleen de vorderingen tussen de CMR-contractspartijen, maar ook directe acties van een van de contractspartijen (in dit geval: VBT) jegens de verzekeraar (Generali) van de andere. De rechtsgedingen van de in de rechten van hun verzekerde-CMR-contractspartij (VBT) getreden verzekeraars (AIG, Achmea en NN) vinden hun aanleiding eveneens in het CMR-vervoer en vallen dus eveneens onder artikel 31 lid 1 CMR." [4]
Kortom, het is mogelijk om een vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar rechtstreeks aan te spreken bij een bevoegde rechter (op grond van art. 31 lid 1 CMR) – als het nationale recht dat van toepassing is op de verzekeringsovereenkomst een directe actie kent. Ook in de Duitse jurisprudentie zien we dit standpunt verwoord. Hoewel het Duitse recht zelf geen directe actie kent, kan een (bijvoorbeeld Poolse) vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar mogelijk rechtstreeks worden aangesproken aldus het Bundesgerichtshof.[5]
Rechtbank Rotterdam 6 juli 2022[6]
In deze zaak werd een zending aluminium gestolen – door een zogenaamde 'bogus carrier', oftewel een dief die zich voordeed als vervoerder en vervolgens met de lading verdween – tijdens wegvervoer van Rotterdam naar Hamburg. Nadat logistiek dienstverlener Marlo een minnelijke regeling heeft getroffen met de ladingeigenaar, start Marlo in Nederland een regresprocedure tegen de Poolse ondervervoerder én diens Poolse vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar.
De rechtbank overweegt dat Pools recht van toepassing is op de verzekeringsovereenkomst. De vraag of Marlo een directe actie heeft op de verzekeraar én de vraag of de polis in dit geval dekking biedt, moeten dus worden beantwoord aan de hand van Pools recht. Helaas voor Marlo doet de Poolse verzekeraar in dit geval een beroep op de 'clausule inzake onderaannemers' die is opgenomen in de polis. Daaruit volgt dat de verzekering geen dekking biedt wanneer de Poolse ondervervoerder bij de selectie van een ondervervoerder niet de nodige zorgvuldigheid betracht. Kennelijk waren er voldoende redenen om aan te nemen dat de Poolse ondervervoerder hier onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het inschakelen van de 'bogus carrier' die een dief bleek te zijn en de lading ontvreemdde. Omdat Marlo dit inziet en niet (langer) betwist dat de polis in dat geval geen dekking biedt, is de directe actie hier niet succesvol.
Uit deze uitspraak volgt dat een directe actie wellicht mogelijk is op grond van het toepasselijke (Poolse) recht. Echter, de bepalingen uit de verzekeringspolis (zoals bepalingen over dekkingsuitsluiting) kunnen door de verzekeraar worden tegengeworpen aan de partij die de directe actie instelt.
Rechtbank Rotterdam 20 april 2022[7]
De Rechtbank Rotterdam heeft het de afgelopen tijd druk gehad met directe acties. In dit geval vordert regresnemend vervoerder Winde niet alleen schadevergoeding van ondervervoerder Loriot maar ook van diens vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar Helvetia. Laatstgenoemde partijen zijn beiden gevestigd in Frankrijk. Zowel op de vervoerovereenkomst tussen Winde en Loriot, als op de verzekeringsovereenkomst tussen Loriot en Helvetia is Frans recht van toepassing. De rechtbank gaat mee met Windes (kennelijk niet weersproken) betoog dat Frans recht de mogelijkheid biedt om een vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar rechtstreeks aan te spreken.[8] Vervoerder en verzekeraar worden daarom veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan Winde.
Rechtbank Oost-Brabant 24 februari 2021[9]
Nog een voorbeeld van een internationaal geschil bij een Nederlandse rechter. De Estse vervoerder Forega heeft schadevergoeding betaald aan ladingbelanghebbende Mars en neemt vervolgens regres op Lukasteel, de Poolse ondervervoerder, en op Allianz, diens eveneens Poolse vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar. De Rechtbank Oost-Brabant is hier bevoegd omdat de lading zoetwaren in Veghel in ontvangst werd genomen (art. 31 lid 1 sub b CMR jo. art. 630 Rv).
Allianz verschijnt niet in de procedure, maar de rechtbank wijdt toch een interessante overweging aan de directe actie:
"Verder volgt uit artikel 18 van de [Rome II-Verordening] dat degene die schade heeft geleden, deze vordering rechtstreeks tegen de verzekeraar kan instellen als het van toepassing zijnde recht dit toestaat. Onweersproken is gebleven dat het verzekeringscontract tussen Lukasteel en Allianz wordt beheerst door Pools recht en dat het Pools recht (in artikel 822 paragraaf 4 Pools BW) de action directe mogelijk gemaakt." [10]
Omdat Pools recht van toepassing is op de verzekeringspolis én een directe actie kent, kan Allianz dus in Nederland rechtstreeks worden aangesproken door Forega. Uiteindelijk worden vervoerder Lukasteel en verzekeraar Allianz hoofdelijk veroordeeld om schadevergoeding te betalen aan Forega. Een mooi voorbeeld dus van een directe actie die een extra regresmogelijkheid oplevert.
Risico's en mogelijkheden
Voor buitenlandse vervoerders en hun buitenlandse verzekeraars is het verstandig om na te gaan of het recht dat op de polis van toepassing is in een directe actie voorziet. Zo ja, dan is er een kans dat de verzekeraar (al dan niet in een ander land) rechtstreeks wordt aangesproken. Wanneer de vervoerder in Nederland een verklaring voor recht-procedure start om een beroep op de CMR-limiet veilig te stellen, doet de betrokken advocaat er goed aan om dit mede namens de buitenlandse vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar te doen. Gebeurt dit niet, dan kan de verzekeraar mogelijk alsnog rechtstreeks worden aangesproken (in een andere jurisdictie).[11]
Voor ladingbelanghebbenden en verhaalzoekende vervoerders biedt de directe actie mogelijkheden. Deze partijen krijgen er immers 'gratis' een debiteur bij – die hoogstwaarschijnlijk meer financiële middelen heeft. Er moeten dan twee vragen worden beantwoord: (i) wie is de vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar en (ii) is er op grond van het toepasselijke recht een directe actie mogelijk?
Het antwoord op de eerste vraag kan worden gekregen door een bewijs van verzekering te eisen van de ingeschakelde (onder)vervoerder. Het is zeer gebruikelijk om bij het sluiten van de vervoerovereenkomst, of in een raamovereenkomst wanneer er vaker wordt samengewerkt, af te spreken dat de vervoerder regelmatig een geldig verzekeringscertificaat moet verstrekken. In dat geval is de naam van de betrokken verzekeraar bekend. Een (buitenlandse) advocaat kan vervolgens uitsluitsel bieden over de vraag of die verzekeraar rechtstreeks kan worden aangesproken. Is dat het geval, dan kan de vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar (mede) worden gedagvaard voor de Nederlandse rechter als die op grond van art. 31 lid 1 CMR bevoegd is. Er blijft uiteraard een risico dat de verzekeraar vervolgens in de procedure succesvol betoogt dat er in dit geval geen polisdekking is. In die situatie zal de directe actie waarschijnlijk alsnog niet slagen.
Tot slot
Bij een CMR-transport zal een blik op de logistieke keten in de meeste gevallen een bont gezelschap aan nationaliteiten opleveren. De ladingbelanghebbenden en hun ladingverzekeraars maar ook de betrokken vervoerders en hun verzekeraars zijn vrijwel zeker in verschillende landen gevestigd. Dat internationale aspect is ook zichtbaar in art. 31 CMR, op grond waarvan rechters in vier verschillende landen bevoegd kunnen zijn. Daarbij is het goed om in het achterhoofd te houden dat art. 31 CMR een ruim geformuleerde bepaling is, die – in ieder geval volgens diverse Nederlandse rechters – ook mogelijkheden biedt om door middel van een directe actie rechtstreeks schadevergoeding te vorderen van een (buitenlandse) vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraar.
Voetnoten