Fiscale bewijskracht van de digitale vrachtbrief

Editie 72 | Maart 2014 | Jaargang 2014

Voor toepassing van het BTW-nultarief bij export, of bij intracommunautaire leveringen is onder andere vereist dat degene die levert, kan aantonen dat de goederen daadwerkelijk Nederland hebben verlaten. Een veel gehoorde vraag is, hoe dat vervoer dan aan de Belastingdienst moet worden aangetoond. Volstaat daarvoor de elektronische vrachtbrief?

1. INLEIDING

De praktijk heeft - als altijd - behoefte aan duidelijke richt­lijnen over welke documenten in de administratie aanwezig moeten zijn om het vervoer naar een buitenlandse geadres­seerde aan te kunnen tonen, bijvoorbeeld in de vorm van een lijst met minimum-vereisten. Maar een echte vaste lijst met minimumvereisten bestaat niet.

In de wet staat alleen dat het nultarief met boeken en bescheiden moet worden aangetoond. Het vervoer kan dus met alle mogelijke middelen worden aangetoond, mits die middelen schriftelijk zijn. De mogelijkheid om alle bewijsmid­delen te mogen gebruiken wordt aangeduid als vrije bewijs­leer. Tegenover de vrije bewijsleer staat de situatie dat de wet expliciet voorschrijft welke bewijsmiddelen zijn vereist c.q. toegelaten voor het bewijs.

2. WAT IS DE VRIJE BEWIJSLEER

De vrije bewijsleer betekent zoals gezegd dat alle vormen van bewijsmiddelen zijn toegelaten. Die vrije bewijsleer bete­kent ook dat de rechter vrij is om de bewijsmiddelen die een belastingplichtige aandraagt te waarderen. De rechter zal bij dat waarderen van de bewijsmiddelen, rekening houden met de betrouwbaarheid van de gegevens in die bewijsmiddelen, en daarmee komt de vraag op, of, en wanneer elektronische gegevens betrouwbaar zijn.

Daar zijn geen algemene regels voor gegeven, en dus zal de rechter de betrouwbaarheid van elektronische gegevens beoordelen aan de hand van de context waarin de gegevens zijn aangetroffen, alsmede of de gegevens tegenstrijdig zijn, of anderszins gebreken vertonen, en in hoeverre integriteit (inhoud) en authenticiteit (afzender) zijn gewaarborgd. Het staat de rechter, die over de feiten oordeelt, vrij om van al het beschikbare bewijsmateriaal, alleen dát bewijs te gebruiken wat hem uit een oogpunt van betrouwbaarheid dienstig voor­komt, en datgene terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van onvoldoende waarde acht. Die beslissing hoeft de rechter bovendien in beginsel niet te motiveren.

Een bewijsmiddel kan in ieder geval niet worden afgewe­zen, alleen omdat het om elektronische gegevens gaat. Integendeel; heden ten dage vormen elektronische gegevens een steeds belangrijker onderdeel van onze samenleving en de overheid past zich daar op aan, bijvoorbeeld door expliciet goed te keuren dat gegevens in elektronische vorm mogen worden verstrekt of bewaard. Die algemene acceptatie van elektronische gegevens blijkt bijvoorbeeld uit het Besluit van de Belastingdienst over Administratieve- en factureringsver­eisten, waarin expliciet wordt gesteld dat de factuur één van de belangrijkste documenten is om de aftrek- en verschul­digdheid van BTW te kunnen bepalen, en dat de facturen niet alleen schriftelijk maar ook elektronisch mogen worden uitgereikt omdat het uitgangspunt is dat papieren facturen en elektronische facturen gelijk moeten worden behandeld. De enige voorwaarde is dat de afnemer de elektronische ver­zending in- of expliciet aanvaardt, en dat de verzender van de factuur de authenticiteit van de herkomst, de integriteit van de inhoud en de leesbaarheid van de factuur heeft gewaar­borgd. Ik wil er maar mee aantonen dat de Belastingdienst al toestaat, dat belangrijke documenten, zoals de factuur alleen nog elektronisch voor handen zijn.

3. ELEKTRONISCHE VRACHTBRIEF

De elektronische vrachtbrief zal dus zonder meer kunnen worden gebruikt voor het bewijs in fiscale zaken, en naar ik verwacht, door de rechters ook als een belangrijk bewijsmid­del worden gewaardeerd omdat veel aandacht is besteed aan het beveiligen van de integriteit van de inhoud, en de authen­ticiteit van de herkomst van de elektronische vrachtbrief, en niet in de laatste plaats omdat de leverancier altijd zal beschikken over een voor ontvangst afgetekende elektroni­sche vrachtbrief, terwijl de leveranciers die gebruik maken van papieren vrachtbrieven, vaak alleen over het verzend-exemplaar beschikken.

Ik weet dat in de discussies over mogelijkheden om BTW-fraude te voorkomen, is nagedacht over een systeem waarbij een leverancier pas aanspraak zou kunnen maken op toepas­sing van het BTW-nultarief op het moment dat de leverancier een ontvangstbevestiging terug krijgt. In feite is dat wat de Duitse Gelängenbestätigung doet. Op het moment dat de elek­tronische vrachtbrief dé standaard wordt in logistiek Europa, zou het mij niet verbazen als de Belastingdienst de ‘zuivering ‘ van de elektronische vrachtbrief, in de middellange toekomst, als een voorwaarde gaat beschouwen, voor toepassing van het BTW-nultarief.

4. LET OP, ALLEEN DE ELEKTRONISCHE VRACHTBRIEF IS NIET VOLDOENDE

Tot slot wil ik nog benadrukken dat uit de huidige jurispru­dentie blijkt dat alleen een (kopie van een) vrachtbrief niet voldoende bewijs is, voor de toepassing van het BTW-nultarief. In het arrest van de Hoge Raad van 18 april 2003, nr. 37.790 overwoog de Hoge Raad dat de toepasselijkheid van het tarief van nihil moet blijken uit boeken en bescheiden, en dat het overleggen van kopieën van de facturen, CMR-vrachtbrieven, pakbonnen, betalingsbewijzen, ontvangstbewijzen, en verklaringen van de transportonderneming, samengenomen voldoende bewijs vormt, mits aan die bewijsmiddelen geen gebreken kleven.

De (elektronische) vrachtbrief is dus wel een heel belangrijk bewijsmiddel, maar naar de huidige stand van de jurispruden­tie zijn nog steeds meer bewijsmiddelen nodig dan alleen de (elektronische) vrachtbrief.

                             
       





      h1, h2, h3, h4, h5 { font-weight: bold !important; } h1, h2, h3 { font-size: 18px !important; } h4, h5 { font-size: 16px !important; } Print Friendly and PDF
      Fiscale bewijskracht van de digitale vrachtbrief
      mr. Roelof Andringa (partner bij Andringa Caljé & De Jager advocaten) 28 februari 2014


      Deel deze post
      ArchiEF

      Elektronisch cognossement en zeevrachtbrieven
      Editie 72 | Maart 2014 | Jaargang 28