Clausule G23: de clausule ladingdiefstallen als kernbeding

Weg en Wagen 95 | Februari 2022 | Jaargang 36

Inleiding

Het wil wel eens gebeuren dat tijdens het wegvervoer goederen worden gestolen uit de vrachtwagen. Vervoerders die een vervoerdersaansprakelijkheidsverzekering hebben afgesloten, verkeren meestal in de veronderstelling dat hun aansprakelijkheid in dat geval volledig is verzekerd. Echter, het is niet ongebruikelijk dat verzekeringspolissen een zogenaamde G23 clausule ladingdiefstallen bevatten. Deze clausule treedt in werking wanneer een gehele lading wordt gestolen. Kort gezegd geldt in dat geval een verhoogd eigen risico van doorgaans 30% en een verlaagde verzekerde som van doorgaans € 125.000. Het verhoogde eigen risico en de verlaagde verzekerde som worden alleen dan niet toegepast indien de betreffende vrachtwagen waaruit de lading is ontvreemd voldeed aan de geldende beveiligingsvereisten. 

De G23-clausule kan dus grote financiële gevolgen hebben voor de vervoerder, wanneer de gestolen lading een substantieel hogere waarde heeft dan € 125.000. Toch wordt niet altijd op een voor de vervoerder even duidelijke wijze de G23-clausule in de polis van toepassing verklaard. Het is zelfs mogelijk dat de G23-clausule niet wordt vermeld op het polisblad en ook geen expliciet onderdeel uitmaakt van de polisvoorwaarden, terwijl de vervoerder er toch aan gebonden is. Hoe dat kan, licht ik toe in dit artikel. Ik zal dan ook meteen bespreken waarom de verzekeraar een beroep kan doen op de G23-clausule, zelfs wanneer er geen (causaal) verband bestaat tussen het ontbreken van de te nemen veiligheidsmaatregelen en de diefstal.

Diefstal en dekking

Een zending nikkel wordt tijdens internationaal wegvervoer gestolen. De vervoerder, Logistic Service, wordt vervolgens aangesproken tot vergoeding van de diefstalschade. Met bijstand van zijn aansprakelijkheidsverzekeraar, SI Insurance, schikt Logistic Service de diefstalschade met de ladingeigenaar tegen betaling van een bedrag van € 275.000. Hiervan wordt (slechts) € 125.000 betaald door SI Insurance. Reden hiervoor is dat de dekking onder de aansprakelijkheidsverzekering op grond van de zogenaamde G23 clausule ladingdiefstallen beperkt is tot € 125.000.

Het resterende bedrag van € 150.000 moet worden betaald door Logistic Service. Omdat Logistic Service op dat moment niet over de benodigde financiële middelen beschikt, verstrekt SI Insurance haar een renteloze lening van € 125.000. Daarbij spreken partijen af dat Logistic Service de lening in 50 gelijke termijnen van € 2.500 zal terugbetalen. De leningsovereenkomst wordt door Logistic Service getekend, maar wel onder protest en onder voorbehoud van alle rechten.

Logistic Service weigert vervolgens af te lossen op de leningsovereenkomst, omdat zij meent dat SI Insurance ten onrechte een beroep heeft gedaan op de G23-clausule. Deze weigering leidt tot een procedure, waarin het Hof Den Bosch in hoger beroep moet bepalen of partijen de G23-clausule zijn overeengekomen. Bij de beantwoording van die vraag gaat het hof eerst na of de G23-clausule onderdeel uitmaakt van de primaire dekkingsomschrijving en (daarmee) een kernbeding is. Voordat ik de overwegingen van het hof bespreek, zal ik eerst kort ingaan op de inhoud en het doel van de G23-clausule.

G23 - clausule ladingdiefstallen bij beroepsgoederenvervoer over de weg

De clausule waarop SI Insurance zich beroept, betreft de G23 clausule ladingdiefstallen bij beroepsgoederenvervoer over de weg van de VNAB. Voor zover van belang luidt deze G23-clausule als volgt:

  • In geval van diefstal, verduistering of vermissing van een gehele lading, welke zich in een vervoermiddel* bevindt, onverschillig of die lading later geheel of gedeeltelijk wordt teruggevonden, zal onder de polis vallende schade worden vergoed onder aftrek van 30%, met een minimum van € 22.500. (…). 

  • Indien de aftrek wordt toegepast, zal vergoeding van schade onder de polis worden gemaximeerd tot een bedrag van € 125.000 per schadegeval. (…).

Deze aftrek zal echter – kort gezegd – niet worden toegepast als het vervoermiddel is uitgerust met een goedgekeurd beveiligingssysteem, dat in overeenstemming is met de voorgeschreven beveiligingsklasse. De aftrek zal echter weer wél worden toegepast indien de diefstal, verduistering of vermissing van de lading is veroorzaakt door opzet of roekeloosheid van de verzekerde of diens ondergeschikten of hulppersonen.

Claringbould heeft in zijn bijdrage aan Weg & Wagen[1] en De Beursbengel [2] de achtergrond van de G23-clausule uiteengezet. De opstellers van de voorloper van de G23-clausule (het besluit G22) stond voor ogen.[3]

Het oogmerk daarbij was de vervoerders bij uitvoering van de aan hun zorg toevertrouwde transporten, ook op het punt van de wagendiefstallen, tot de grootst mogelijke zorgvuldigheid aan te zetten, teneinde de verzekerbaarheid van het aansprakelijkheidsrisico van de wegvervoerders op langere termijn te waarborgen.

Onder optimale zorgvuldigheid verstonden en verstaan assuradeuren niet alleen maatregelen van organisatorische aard, zoals goede schematisering van te rijden routes, duidelijke instructies voor de chauffeurs en een tijdige en juiste regeling van formaliteiten die met de douaneprocedures samenhangen, maar ook en vooral het uitrusten van de vrachtwagens met deugdelijke antidiefstalsystemen.

Uit deze toelichting volgt dat verzekeraars een tweeledig doel nastreefden met de (voorloper van) G23-clausule, namelijk (i) de grootst mogelijke zorgvuldigheid bij de vervoerders om wagendiefstallen te voorkomen en (ii) het stimuleren van deugdelijke antidiefstalsystemen op vrachtwagens.[4] De G23-clausule is dus voornamelijk gericht op het voorkomen van ladingdiefstallen door het gebruik van antidiefstalsystemen, maar is daartoe niet beperkt. Het gaat verzekeraars er meer in zijn algemeenheid om dat vervoerders zorgvuldigheid betrachten om ladingdiefstallen te voorkomen.

Logistic Service/SI Insurance (Hof ’s-Hertogenbosch)[5]

Terug naar de procedure tussen Logistic Service en SI Insurance. SI Insurance vordert terugbetaling door Logistic Service van de renteloze lening van € 125.000. Logistic Service weigert de lening terug te betalen, omdat volgens haar SI Insurance geen beroep toekomt op de G23-clausule. En als een beroep op de G23-clausule niet opgaat, dan heeft Logistic Service recht op volledige uitkering van € 275.000, in plaats van de gemaximeerde uitkering van € 125.000. De vraag die het Hof Den Bosch in hoger beroep dus moet beantwoorden is, of SI Insurance een beroep toekomt op de G23-clausule.

Op het polisblad van de aansprakelijkheidsverzekering zijn de algemene voorwaarden inzake voorwaarden voor aansprakelijkheid uit logistieke diensten (MAUL 2007) van toepassing verklaard. De G23-clausule is niet uitdrukkelijk genoemd op het polisblad. Wel staat in artikel 16 van de MAUL 2007, dat de G23-clausule van toepassing is in geval in de dekking de aansprakelijkheid als wegvervoerder is inbegrepen. De G23-clausule is evenwel niet gehecht aan de MAUL 2007 en maakt er ook anderszins geen onderdeel van uit. Toch betekent dit volgens het hof niet zonder meer dat de G23-clausule dus geen onderdeel uitmaakt van de verzekeringsovereenkomst. 

Volgens het hof geldt bij uitleg van de verzekeringsovereenkomst de Haviltex-maatstaf. Dit betekent dat niet alleen gekeken moet worden naar de taalkundige betekenis van de tekst, maar ook naar wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Het hof stelt vast dat de G23-clausule is aan te merken als een kernbeding in de zin van art. 6:231 sub a BW. De G23-clausule bevat namelijk een primaire dekkingsomschrijving, nu hierin specifiek voor de dekking van schade als gevolg van onder meer diefstal van lading een aparte, afwijkende verzekerde som is vermeld met een eveneens apart, afwijkend eigen risico. Dit betekent volgens het hof dat de G23-clausule niet als een algemene voorwaarde kan worden aangemerkt en dat afdeling 6.5.3 BW (die betrekking heeft op de toepasselijkheid van algemene voorwaarden en de mogelijkheid deze te vernietigen) dus geen rol speelt. In plaats daarvan moet worden gekeken of de G23-clausule tussen SI Insurance en Logistic Service tot stand is gekomen door middel van de algemene regels van aanbod en aanvaarding en de wilsvertrouwensleer.

Het hof merkt op dat Logistic Service bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst is bijgestaan door een assurantietussenpersoon. De kennis en uitlatingen van de tussenpersoon worden in de relatie tot SI Insurance toegerekend aan Logistic Service, nu de tussenpersoon zijn hulppersoon is. Volgens het hof mag in de regel een verzekeraar ervan uitgaan dat een tussenpersoon, die in ieder geval geacht moet worden bekend te zijn met de toepasselijkheid van polisvoorwaarden, met een niet deskundige aanvrager van de verzekering (in dit geval Logistic Service) de hoofdzaken van de aangeboden dekking bespreekt. Die aangeboden dekking omvat onder meer de primaire dekkingsomschrijving in de vorm van gedekte gevaren, uitsluitingen en dergelijke.

In dit geval vroeg de tussenpersoon aan SI Insurance om een eerdere vervoerdersaansprakelijkheidsverzekering van Logistic Service één op één over te nemen. SI Insurance ging daarmee akkoord. Op het polisblad van die eerdere verzekering stond expliciet vermeld dat er een ’diefstalclausule’ van toepassing was. Het verzoek van de tussenpersoon tot het één op één overnemen van die verzekering en de uitdrukkelijke melding op het polisblad van de diefstalclausule maken volgens het hof, dat Logistic Service redelijkerwijs kon verwachten dat die diefstalclausule ook in de onderhavige polis van toepassing zou zijn. Daarbij vindt het hof van belang dat ook op de onderhavige polis de MAUL 2007 – met daarin de verwijzing naar de G23-clausule – van toepassing is verklaard.

Volgens het hof mocht SI Insurance er dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat de G23-clausule tussen partijen als overeengekomen gold. En dat betekent dat zij terecht een beroep heeft gedaan op de G23-clausule, op grond waarvan haar dekking voor de ladingdiefstal beperkt is tot een uitkering van € 125.000. Logistic Service trekt aan het kortste eind en moet het door haar van SI Insurance geleende bedrag van € 125.000 terugbetalen.

Bespreking arrest

Dwingend bewijs van polis

Het hof beoordeelt aan de hand van de Haviltex-maatstaf of de G23-clausule door partijen is overeengekomen. Deze uitlegmaatstaf lijkt mij juist. Wat wel opvalt is dat het hof niet tot uitgangspunt neemt dat de G23-clausule niet is overeengekomen tussen partijen. Ik noem dit omdat de G23-clausule niet op het polisblad stond. Op grond van art. 7:932 lid 1 BW jo art. 156 lid 3 Rv is de polis een onderhandse akte. Op grond van art. 157 lid 2 Rv levert een dergelijke akte ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring. Nu de polis dwingende bewijskracht heeft, had het hof, lijkt mij, als uitgangspunt moeten nemen dat Logistic Service en SI Insurance de G23-clausule niet zijn overeengekomen.

Tegen deze dwingende bewijskracht staat wel tegenbewijs open, zodat het hof SI Insurance vervolgens in de gelegenheid had moeten stellen bewijs te leveren dat partijen de G23-clausule wél zijn overeengekomen. Ik denk overigens niet dat met het nemen van deze stappen het hof tot een ander oordeel zou zijn gekomen. 

Kernbeding

Het hof stelt voorop dat de G23-clausule een kernbeding is en geen algemene voorwaarde. Waarom vindt het hof het nodig dit onderscheid te maken? Dat heeft ermee te maken dat voor kernbedingen andere regels gelden dan voor algemene voorwaarden. Zo is een partij sneller gebonden aan algemene voorwaarden en is in beginsel niet van belang of hij de inhoud van die algemene voorwaarden kent. Verder geldt dat algemene voorwaarden ter hand moeten worden gesteld. Gebeurt dat niet, dan kan de wederpartij van de gebruiker van de voorwaarden, onder omstandigheden de voorwaarden vernietigen.

Wanneer is er dan sprake van een kernbeding? Uit art. 6:231 sub a BW volgt dat kernbedingen die bedingen zijn, die de kern van de prestatie aangeven en duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Bij een verzekeringsovereenkomst is bijvoorbeeld de omschrijving van de dekking een kernbeding. Het gaat dus om de essentialia van de overeenkomst zonder welke een overeenkomst bij gebreke van voldoende bepaalbaarheid van de verbintenis niet tot stand komt.[6] De wijze waarop een bepaling wordt gepresenteerd bepaalt dus niet of sprake is van een kernbeding of een algemene voorwaarde. Zo kan een kernbeding in algemene (polis)voorwaarden staan, terwijl het ook mogelijk is dat een algemene voorwaarde op het polisblad is opgenomen.  

Bij diens vaststelling dat de G23-clausule als kernbeding moet worden aangemerkt, laat het hof meewegen dat deze clausule een primaire dekkingsomschrijving bevat. Een clausule maakt onderdeel uit van de primaire dekkingsomschrijving, indien deze de omvang van de dekking vormgeeft. Met de dekkingsomschrijving omschrijft de verzekeraar de grenzen waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dit lijkt mij onderdeel van de essentialia van de verzekeringsovereenkomst. Het is dus goed te volgen waarom het hof van oordeel is dat de G23-clausule als kernbeding moet worden aangemerkt.[7]

Had het hof de G23-clausule niet als kernbeding maar als algemene voorwaarde aangemerkt, dan had Logistic Service zich op het standpunt kunnen stellen dat SI Insurance haar niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van deze clausule kennis te nemen. Als dat argument zou slagen, dan zou dit betekenen dat de G23-clausule op grond van art. 6:233 sub b BW vernietigd had kunnen worden door Logistic Service.[8] In dat geval had Logistic Service de procedure waarschijnlijk gewonnen en niet SI Insurance.    

Primaire dekkingsomschrijving

Volgens het Hof Den Bosch bevat de G23-clausule een primaire dekkingsomschrijving. Het Hof Den Haag kwam eerder tot eenzelfde conclusie:[9]

Het hof is voorts van oordeel dat de Clausule deel uitmaakt van de primaire dekkingsomschrijving, nu hierin specifiek voor de dekking van schade als gevolg van diefstal, verduistering of vermissing van lading een aparte, afwijkende, verzekerde som is vermeld met een eveneens apart, afwijkend, eigen risico. Het hof acht bovendien voldoende aannemelijk dat de in de Clausule omschreven beperkte dekking voor schade als gevolg van diefstal, verduistering of vermissing van lading, gelet op de aard en de grootte van dit verzekerde risico, invloed heeft gehad op de premiestelling, hetzij in concreto hetzij als uitvloeisel van de premiestelling voor risico’s als de onderhavige. 

Door de G23-clausule krijgt een verzekerde in geval van diefstal, verduistering of vermissing van een gehele lading van meet of aan slechts recht op uitkering onder toepassing van een hoog eigen risico en een verlaagde verzekerde som. Voldoet de verzekerde evenwel aan de voorwaarden genoemd in de G23-clausule – wat kort gezegd neerkomt op het uitrusten van het vervoermiddel met een goedgekeurd beveiligingssysteem, dat in overeenstemming is met de voorgeschreven beveiligingsklasse – dan komt hij in aanmerking voor een lager eigen risico en geldt een hogere verzekerde som. De verzekerde verliest dus geen rechten als hij niet voldoet aan de voorwaarden, want hij heeft die rechten op grond van de G23-clausule nooit gekregen.

Geen causaal verband tussen diefstal en veiligheidsmaatregelen

Bovenstaande leidt tot de niet altijd even makkelijk te accepteren conclusie dat er geen causaal verband hoeft te bestaan tussen het ontbreken van de te nemen veiligheidsmaatregelen en de diefstal om toch een geslaagd beroep te kunnen doen op de G23-clausule.

Dit komt in alle duidelijkheid naar voren in voornoemd arrest van het Hof Den Haag. In die zaak had Lock zich verbonden tot het vervoer van een zending tin ingots van Rotterdam naar Balve (Duitsland). Toen de trekker met de daaraan gekoppelde beladen oplegger geparkeerd stond op een afgesloten parkeerterrein, werd de oplegger met daarin de lading gestolen. Lock vergoedde daarop de door de ladingbelanghebbenden geleden schade van € 193.333, waarna de verzekeraar aan Lock € 125.000 betaalde. Want, zei de verzekeraar, de trekker was voorzien van een klasse B-2 beveiliging, terwijl op grond van de G23-clausule deze had moeten worden voorzien van de voor het vervoer van non ferro metalen vereiste klasse B-3 beveiliging. Volgens Lock had het evenwel in dit geval niet uitgemaakt of de trekker was voorzien van een klasse B-2, dan wel een klasse B-3 beveiligingssysteem. In beide gevallen zou de lading zijn gestolen. Dus heeft de verzekeraar geen belang bij diens beroep op de G23-clausule en dient de verzekeraar de volledige diefstalschade te dekken, aldus Lock.

Dat vond de Rechtbank Rotterdam ook. Omdat een klasse B-3 beveiligingssysteem geen betere bescherming tegen de door de onverlaten gevolgde handelwijze zou hebben geboden dan het aanwezige en in werking zijnde klasse B-2 beveiligingssysteem, heeft het vereiste van aanwezigheid van een klasse B-3 beveiligingssysteem in dit geval geen materiële inhoud. Daarom is volgens de Rechtbank Rotterdam dat vereiste onder de omstandigheden van dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.[10]

Het hof ziet dat evenwel anders. Nu de G23-clausule deel uitmaakt van de primaire dekkingsomschrijving, is het enkele feit dat causaal verband ontbreekt tussen de beveiligingsklasse van het alarmsysteem en de diefstal, onvoldoende om de verzekeraar een beroep op de clausule te ontzeggen. Het hof vindt hierbij van belang dat de G23-clausule de strekking heeft om het (risico) bewustzijnsniveau bij verzekerden en daarmee de veiligheid te bevorderen. De aanschaf en periodieke keuring van een beveiligingssysteem vergen een bepaalde investering en tegenover die investering staat het financiële voordeel van een onder omstandigheden niet toegepaste aftrek. Dat dit financiële voordeel in gelijke mate toevalt aan verzekerden die, zonder het doen van zodanige investering, erin slagen te bewijzen dat een beveiliging de schade niet zou hebben voorkomen, past volgens het hof Den Haag niet bij de ratio van de regeling. Tot slot vindt het hof van belang dat de eis van het actief en aantoonbaar naleven van de beveiligingsvoorschriften, een bedrijfscultuur bevordert waarin de zorg voor het voorkomen van diefstal en verduistering serieus wordt genomen.

Tot slot

In de door het Hof Den Bosch beoordeelde zaak ging het niet om de toepassing van de G23-clausule, maar om de vraag of deze clausule überhaupt was overeengekomen. Het hof kon enkel tot diens oordeel komen door de G23-clausule als kernbeding te kwalificeren. Zou de G23-clausule niet als kernbeding zijn aangemerkt, dan had de uitkomst diametraal anders kunnen zijn.

SI Insurance had deze procedure overigens eenvoudig kunnen vermijden door bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst de G23 clausule op het polisblad te vermelden. Los hiervan doen verzekeraars er goed aan om alle verzekeringsvoorwaarden, waaronder de clausules, voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan de verzekerde toe te sturen. Dan maakt het bij de uitleg van de overeenkomst ook minder uit of een bepaling moet worden aangemerkt als kernbeding, of als algemene voorwaarde.

                       
Voetnoten
1. M.H. Claringbould, ‘Wegvervoerdersaansprakelijkheidsverzekering: een matig product!’, Weg & Wagen, juni 2005.
2. M.H. Claringbould, ’De nieuwe Clausule Ladingdiefstallen: geen goed idee!’, de Beursbengel, december 2004.
3. Syllabus Transportverzekering, NVA seminar, 28/29 oktober 1980; D. Koole, “Transportverzekering in de                   internationale goederenhandel.”
4. M.H. Claringbould, ’De nieuwe Clausule Ladingdiefstallen: geen goed idee!’, de Beursbengel, december 2004.
5. Hof ’s-Hertogenbosch 29 juni 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2003,S&S 2021/98.
6. HR 19 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2335, NJ 1998/6.
7. Zie ook Hof Amsterdam 19 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:70, waarin het hof oordeelde dat een in de            polisvoorwaarden opgenomen na-u clausule een kernbeding is.
8. Ervan uitgaande dat Logistic Service geen (grote) onderneming is in de zin van art. 6:235 lid 1 BW.
9. Hof Den Haag 11 december 2012, S&S 2013/117.
10. Rechtbank Rotterdam 4 februari 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BH1980, S&S 2011/21.
                             
       





      h1, h2, h3, h4, h5 { font-weight: bold !important; } h1, h2, h3 { font-size: 18px !important; } h4, h5 { font-size: 16px !important; } Print Friendly and PDF
      Clausule G23: de clausule ladingdiefstallen als kernbeding
      mr. Leendert van Hee (Advocaat bij Van Traa advocaten) 21 februari 2022


      Deel deze post
      ArchiEF

      Vraag uit de praktijk: Kunnen wij zelf een elektronische vrachtbrief maken?
      Weg en wagen 95 | Februari 2022 | Jaargang 36