Wees een beetje lief voor je vrachtbrief

Weg en Wagen 96 | Mei 2022 | Jaargang 36

Inleiding

Bij het invullen van een vrachtbrief wordt nog wel eens gedacht: “Waarom moeilijk doen als het ook makkelijk kan?” Wat heb je er nou eigenlijk aan als je dit wel zorgvuldig doet? Wat is de bewijswaarde ervan? Het antwoord blijkt uit een procedure bij het Hof ’s-Hertogenbosch.[1] Bij het uitvoeren van een routineklus was, zoals vaker gebeurt, door alle betrokkenen ‘wat makkelijk’ omgesprongen met vrachtbrieven. Kopieermachines/printers moesten terug naar Canon worden gebracht, maar niet duidelijk was wat er allemaal aan randapparatuur mee terug moest. Het arrest is haast een film, waarin je mensen ziet proberen hun werk goed te doen, zonder dat ze weten hoe ze met de vrachtbrief om moeten springen. Vervolgens is het aan advocaten en rechters om uit te maken wie voor de ontstane schade opdraait. Onduidelijk gehannes met verschillende vrachtbrieven kwam in de procedures die volgden eerst DHL, maar uiteindelijk Canon, duur te staan. 

Wat was er aan de hand?

DHL vervoerde met regelmaat goederen voor verschillende Canon-vennootschappen. Canon had ook nu DHL weer opdracht gegeven om Canon-apparaten op te halen, namelijk bij Scania in Zwolle. DHL schakelde op haar beurt Brinks in, die met twee vrachtwagens kwam. Tegelijk moest DHL in opdracht van Canon nieuwe Canon-apparaten aan Scania afleveren. Er zijn vooraf twee vrachtbrieven opgemaakt. De eerste vrachtbrief betrof 15 apparaten. De tweede vrachtbrief betrof 13 apparaten. Op de vrachtbrieven is vermeld dat het “vervoer geschiedt op de door de Stichting vervoeradres (…) gedeponeerde algemene vervoercondities 1983, laatste versie”. Het ging bij de gebruikte vrachtbrieven dus om ‘oudjes’. Daar vloeit verder gelukkig geen bloed uit. De AVC 2002 zijn van toepassing. 

De beide vrachtwagens werden gereden door telkens een chauffeur en een bijrijder. Scania heeft die dag diverse Canon-apparaten en verder door Canon geleverde toners en toner waste bottles aan DHL meegegeven. So far, so good, zou je denken. Maar dan wordt het beeld onscherper.

Volgens handgeschreven aantekeningen op de eerste vrachtbrief zijn vier van de vooraf opgegeven apparaten niet meegegeven (“app 1.2.3.4. niet retour eerst nieuw app leveren”) en zijn twee apparaten meegenomen die niet op de vrachtbrief waren vermeld. Daarnaast is op de vrachtbrief bij de voorgedrukte tekst “Aant. toners retour” aangetekend: “1 pal. div toners”.

Op de tweede vrachtbrief  is met de hand vermeld dat zes apparaten niet zijn meegegeven (“app 1.2.3.4.5.6 niet retour. eerst nieuw app leveren”). Op deze vrachtbrief is niets vermeld over toners.

Bij de aflevering is een medewerker van Canon aanwezig. Daarbij is wéér een vrachtbrief opgemaakt. Nummer drie dus. Deze vrachtbrief vermeldt 28 apparaten. Met de hand is aangetekend dat tien apparaten niet zijn afgeleverd (“staan nog bij de klant”) en dat twee niet-vermelde apparaten zijn afgeleverd. Bij de voorgedrukte tekst “Aant. toners retour” is niets ingevuld. Over het afleveren van toners is ook verder niets vermeld. Deze vrachtbrief is door de medewerker van Canon ondertekend.

Pas na een tijdje informeert Canon bij DHL naar de pallet met toners van Scania. DHL antwoordt dat deze pallet volgens de chauffeur samen met de machines is gelost bij Canon. Canon spreekt dat tegen. De kwestie wordt een gerechtelijk drama.   

Wat is de regel?

De vrachtbrief levert in eerste instantie bewijs over het aantal en de uiterlijk goede staat van de zaken en hun verpakking, maar tegenbewijs is wel toegestaan.[2] In de praktijk is tegenbewijs echter vaak niet zo eenvoudig te leveren.[3] Dat bewijslevering in dit soort kwesties in de praktijk niet zo simpel is, blijkt ook wel in deze procedure.

Bij de kantonrechter

Canon vordert bij de kantonrechter te Eindhoven dat DHL wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 19.307,00 (exclusief btw), te vermeerderen met rente en kosten.

Volgens Canon heeft DHL onrechtmatig gehandeld door zonder opdracht de toners en waste toner bottles bij Scania op te halen en deze niet aan haar af te geven. Canon vordert vergoeding van de waarde van de toners en toner waste toner bottles, die DHL bij Scania heeft meegenomen en die volgens Canon niet aan haar zijn afgeleverd. 

In een tussenvonnis overweegt de kantonrechter, dat het ophalen van de toners niet valt onder de vervoerovereenkomst tussen partijen. Met name aan de hand van de derde vrachtbrief neemt de kantonrechter voorlopig aan dat DHL de goederen niet aan Canon heeft afgeleverd en geoordeeld dat DHL hiermee onrechtmatig jegens Canon heeft gehandeld. DHL wordt nog wel toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.

Vervolgens worden op verzoek van DHL een claimspecialist en de chauffeur van de eerste vrachtwagen als getuigen gehoord. Daarna worden op verzoek van Canon ook haar medewerkers als getuigen gehoord. DHL heeft vervolgens nog schriftelijke verklaringen van de chauffeur en de bijrijder van de tweede vrachtwagen in het geding gebracht, maar die blijven in het eindvonnis buiten beschouwing, omdat DHL hen niet als getuigen heeft laten horen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat het bewijs onvoldoende is ontzenuwd door de getuigenverklaringen van de claimspecialist en de chauffeur van de eerste vrachtwagen. De vorderingen van Canon worden toegewezen. DHL moet schadevergoeding betalen.

In hoger beroep 

DHL meent dat wel degelijk voldoende duidelijk bewezen is dat zij de toners en toner waste bottles aan Canon heeft afgeleverd en gaat daarom in hoger beroep bij het hof in ‘s-Hertogenbosch.

Het bewijs

Wat doet het hof met het bewijs? Het stelt voorop dat de bewijslast dat de toners en toner waste bottles niet bij Canon zijn afgeleverd op Canon rust, nu zij een beroep doet op de rechtsgevolgen daarvan.

Het hof oordeelt vervolgens dat de bij aflevering opgemaakte (derde) vrachtbief geen dwingend bewijs kan opleveren dat de toners en toner waste bottles niet zijn afgeleverd. Daargelaten dat deze vrachtbrief niet is ondertekend door beide partijen, levert deze vrachtbrief immers geen dwingend bewijs op van hetgeen daarin niet is vermeld, maar eventueel slechts van de waarheid van hetgeen daarin wèl is vermeld.[4] Het hof stelt vast, dat in de bij het lossen door de medewerker van Canon opgemaakte (derde) vrachtbrief niets is vermeld over het afleveren van toners en toner waste bottles.[5] 

De medewerker van Canon heeft ontkend dat er een pallet en toners zijn gelost. Tegenover deze verklaring staan de verklaringen van de chauffeur van de eerste vrachtwagen, die als getuige is gehoord en de schriftelijke verklaringen van de chauffeur en de bijrijder van de tweede vrachtwagen waarmee de apparaten, toners en toner waste bottles zijn vervoerd. Het hof hecht, in tegenstelling tot de kantonrechter, wèl belang aan deze schriftelijke verklaringen, ook al zijn ze niet onder ede tijdens een getuigenverhoor afgelegd of herhaald. De chauffeur van de eerste vrachtwagen verklaart gedetailleerd over de gang van zaken bij het afleveren en geeft aan dat de pallet met toners is gelost bij Canon door de medewerker van Canon. Deze verklaring stemt overeen met die van de chauffeur en de bijrijder van de tweede vrachtwagen. Het hof ziet geen reden om aan de verklaringen aan de zijde van DHL minder waarde toe te kennen dan aan de verklaringen van de medewerker van Canon. Canon heeft met de verklaring van haar medewerker en de alleen door die medewerker ondertekende vrachtbrief niet voldoende bewezen dat de pallet met toners en toner waste bottles niet aan haar zijn afgeleverd.

Mocht DHL de toners en toner waste bottles ‘zomaar’ meenemen?

Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel, dat het vervoer van de toners en toner waste bottles onder de vervoerovereenkomst valt[6]. Door zonder opdracht de toners en waste toner bottles bij Scania op te halen en niet aan Canon af te geven, handelde DHL dus niet onrechtmatig. Het ging namelijk om beëindiging van een overeenkomst tussen Canon en Scania voor het gebruik van apparaten. In dat kader moesten de apparaten terug. De toners en toner waste bottles waren aan Scania geleverd voor het gebruik van die apparaten. Voor het achterblijven van deze goederen bij Scania was geen reden. Als Canon dat anders had gewild, dat had zij er op tijd wat van moeten zeggen. Canon had het aan Scania overgelaten wat zij moest meegeven aan DHL. Canon heeft er achteraf ook geen bezwaar tegen gemaakt dat Scania ook andere apparaten dan de vooraf opgegeven apparaten meegaf aan DHL voor vervoer onder de vervoerovereenkomst. Dat Scania de toners en toner waste bottles zou meegeven was te verwachten. Toch heeft Canon DHL niet de instructie gegeven om dergelijke goederen niet te vervoeren. In het verleden had Canon ook aanvaard dat DHL zonder uitdrukkelijke opdracht toners en toner waste bottles meenam. DHL heeft deze zaken niet bij vergissing meegenomen, maar samen met de apparaten uit handen van Scania tijdens het uitvoeren van de vervoerovereenkomst die zij met Canon had gesloten. Het hof vindt het daarom redelijk dat DHL heeft aangenomen dat ook het vervoer van de toners en toner waste bottles onder de vervoerovereenkomst viel. Canon heeft te aanvaarden dat dit het geval is.

En de ‘verzwaarde motiveringsplicht’ van de vervoerder dan?

De hoofdverplichting van de vervoerder is de ten vervoer ontvangen zaken ter bestemming af te leveren en wel in de staat waarin hij hen heeft ontvangen.[7] Vaak samengevat als: ‘goed erin, goed eruit’. Volgens de handgeschreven aantekeningen op de eerste vrachtbrief was door DHL '1 pal. div toners' meegenomen. Aan het bewijs dat deze vrachtbrief vormt, wordt in het arrest geen aandacht besteed. DHL heeft aangegeven dat de pallet met de toners en de waste bottles volgens de chauffeur samen met de machines is gelost bij Canon. Daarmee heeft zij aan haar stelplicht voldaan. Als bij de aflevering zorgvuldiger te werk was gegaan en vastgesteld was dat de toners en de toner waste bottles ontbraken, had op basis van de zogenaamde ‘verzwaarde motiveringsplicht’ DHL meer uit te leggen gehad. Daaraan komen we in deze procedure dus niet toe, maar in het kader van de bewijslast bij vermissing van vervoerde zaken verdient deze plicht wel enige aandacht. De verzwaarde motiveringsplicht rust ingeval van vermissing en beschadiging tijdens het vervoertraject op de vervoerder, bij zijn betwisting dat sprake is van opzet of daarmee gelijk te stellen schuld. Daarbij moet de vervoerder zoveel als redelijkerwijs mogelijk is informatie verstrekken over wat er tijdens de reis met de goederen is gebeurd en over de acties die in gang zijn gezet om de vermiste goederen terug te vinden en zo de door de vermissing ontstane schade ongedaan te maken, althans te beperken.[8] 

Weliswaar had Canon zich in deze procedure op het standpunt gesteld dat de toners en de toner waste bottles onrechtmatig waren meegenomen en dus niet onder de vervoerovereenkomst vielen, maar aangezien het hof oordeelt dat deze nu juist wèl onder de vervoerovereenkomst vielen, kwam aan Canon in beginsel een beroep toe op de verzwaarde motiveringsplicht. Dat neemt echter niet weg dat Canon nog altijd éérst de bewijslast ervan droeg dat de toners en toner waste bottles niet bij haar waren afgeleverd en daar ging het hier al mis voor haar. 

Hoe had het dan wel gemoeten?

Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de betrokkenen op verschillende momenten onderling verschillende vrachtbrieven opmaken, maar juist dat één (vooraf opgemaakte) vrachtbrief telkens wordt gebruikt, dus zowel bij het laden als bij de aflevering. Op die vrachtbrief moet dan bij aanvang van het vervoer worden aangetekend wat er meer of minder werd meegenomen. Het is zaak voor de chauffeur om bij de belading het aantal en de uiterlijke staat van de goederen te controleren. Het was verstandig geweest als DHL, als er meer of minder werd meegenomen, contact had opgenomen met Canon, of in ieder geval de verklaring op de vrachtbrief hierover had laten meetekenen door een medewerker van Scania. In deze zaak ging het pas echt verkeerd bij de aflevering. Bij de aflevering had deze vrachtbrief eveneens moeten worden nagelopen en hadden de chauffeur en DHL dan – als er wat ontbrak – direct en niet, zoals in dit geval, pas anderhalve maand later, hiermee kunnen worden geconfronteerd. Het is buitengewoon onhandig dat ten eerste de medewerker van Canon in plaats daarvan ervoor gekozen heeft een nieuwe vrachtbrief op te maken en dat ten tweede Canon de zaak in het begin enige tijd op zijn beloop heeft gelaten.

                       
Voetnoten
1. Hof ’s-Hertogenbosch, 17 november 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3534, S&S 2021/43
2.Artikel 8:1124 BW bepaalt:
1. In de vrachtbrief vervatte gegevens omtrent de ten vervoer ontvangen zaken leveren geen bewijs op jegens de vervoerder, tenzij het gegevens betreft waarvan een zorgvuldig vervoerder de juistheid kan beoordelen.
2. Bevat de vrachtbrief een door de vervoerder afzonderlijk ondertekende verklaring dat hij de juistheid erkent van in die verklaring genoemde gegevens omtrent de ten vervoer ontvangen zaken, dan wordt tegenbewijs daartegen niet toegelaten.
3. Een vrachtbrief, die de uiterlijk zichtbare staat of gesteldheid van de zaak niet vermeldt, levert geen vermoeden op, dat de vervoerder die zaak, voor zover uiterlijk zichtbaar, in goede staat of gesteldheid heeft ontvangen.
4. Door de vervoerder op de vrachtbrief geplaatste aantekeningen, genoemd in artikel 1120, binden de afzender niet. Bevat echter de vrachtbrief een door de afzender afzonderlijk ondertekende verklaring, dat hij de juistheid van die aantekeningen erkent, dan wordt tegenbewijs daartegen niet toegelaten.

Dit artikel is regelend recht. Partijen mogen dus iets anders afspreken. Dat gebeurt in artikel 6 van de AVC 2002. Dit luidt:
Bewijskracht van de vrachtbrief 
1. De vervoerder is verplicht bij de inontvangstneming van de zaken de juistheid van de vermelding van het aantal zaken op de vrachtbrief alsmede de uiterlijk goede staat van de zaken en hun verpakking te controleren en in geval van afwijking daarvan aantekening te maken op de vrachtbrief. Deze verplichting bestaat niet wanneer naar het oordeel van de vervoerder het vervoer daardoor aanmerkelijk zou worden vertraagd. 
2. De vrachtbrief levert bewijs, behoudens tegenbewijs, van de voorwaarden der vervoerovereenkomst en de partijen bij de vervoerovereenkomst, van de inontvangstneming van de zaken en hun verpakking in uiterlijk goede staat, van het gewicht en van het aantal zaken. Indien de vervoerder geen redelijke middelen ter beschikking staan om de juistheid van vermeldingen bedoeld in het eerste lid te controleren, levert de vrachtbrief geen bewijs van die vermeldingen.
3. Zie: prof. mr. M.H. Claringbould, Toelichting op de AVC 2002, Stichting vervoeradres, ’s-Gravenhage, 2015, p.79 e.v.
4. Aan het feit dat de tekst ‘Aant. toners retour’ wel vermeld is, en niet is doorgehaald, hetgeen mijns inziens eventueel zou kunnen betekenen dat een aantal toners retour kwam, wordt, klaarblijkelijk omdat deze tekst voorgedrukt was, geen enkele betekenis toegekend.
5. Het voorgaande sluit, ook volgens het hof, overigens niet uit dat onder omstandigheden in het kader van de vrije bewijswaardering wel enige betekenis kan toekomen aan het feit dat in een vrachtbrief niet is vermeld dat bepaalde goederen zijn afgeleverd.
6. Waardoor de vergoeding waarop Canon recht zou hebben gehad indien het niet-afleveren wel zou zijn bewezen slechts 99 maal € 3,40 bedraagt, zijnde de vergoeding als bedoeld in art. 8:1105 BW en vermeld in art. 13 lid 1 AVC 2002.
7. Op grond van artikel 8:1095 BW
8. Zie: mr. L. van Hee, Weg en Wagen, 2018, nr. 85, “Doorbreking van de CMR-limiet; een kwestie van bewijs”
                             
       





      h1, h2, h3, h4, h5 { font-weight: bold !important; } h1, h2, h3 { font-size: 18px !important; } h4, h5 { font-size: 16px !important; } Print Friendly and PDF
      mr. Joost Wery (advocaat vervoerrecht bij Damsté Advocaten, Amsterdam) 16 mei 2022


      Deel deze post
      ArchiEF

      Verjarings- en vervaltermijnen in het CMR-Verdrag: duur, aanvang, verloop, schorsing en stuiting (deel I)
      Weg en Wagen 96 | Mei 2022 | Jaargang 36