In Weg en Wagen gaat het meestal over de verplichtingen van de vervoerder onder de vervoerovereenkomst. Het gaat om vragen als: wie is aansprakelijk voor schade of verlies, hoe hoog is de schadevergoeding die de vervoerder moet betalen, enzovoort.
Naast de verplichtingen die de vervoerder jegens zijn contractspartij (de afzender) heeft, dient hij ook te voldoen aan de voorschriften die de overheid oplegt. Een vervoerder is bij de uitvoering van vervoerrechtelijke taken namelijk onderworpen aan een veelheid van wettelijke voorschriften. Een deel van deze voorschriften ziet op formaliteiten ten aanzien van de uitvoering van het vervoer zelf, zoals bijvoorbeeld rij- en rusttijden of cabotage. Een ander deel van deze voorschriften ziet op de aard van de vervoerde goederen. Deze laatste categorie voorschriften staat centraal in dit artikel. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
Douanerechten bij grensoverschrijdend vervoer
Overbelading, als het gewicht van de lading hoger is dan het laadvermogen van de vrachtwagens
Afval, dat niet over de landsgrens heen mag volgens de EVOA
Namaakgoederen, die een inbreuk op het intellectueel eigendom zijn
Dieren, die niet transportwaardig zijn
De lijst is nog veel langer en er komen geleidelijk aan steeds meer regels bij. Het kenmerk van al deze voorschriften is, dat ze primair gericht zijn op de afzender. De afzender dient te zorgen dat de goederen voldoen aan overheidsvoorschriften. Dezelfde regelgeving betrekt ook de vervoerder erbij, omdat de controle zich op de goederen richt, ongeacht waar deze goederen zich bevinden. Uiteraard is het niet toevallig dat zo’n controle vaak tijdens vervoer plaatsvindt. De vervoerder loopt dan ook het risico dat hij naar aanleiding van zo’n controle bijvoorbeeld wordt beboet.
Uiteindelijk is de vervoerder grotendeels afhankelijk van de afzender om te voldoen aan de voorschriften. Daarnaast is er ook een commercieel belang bij de vervoerder om zoveel mogelijk opdrachten binnen te slepen. In dit artikel bekijken we, hoe de verdeling van deze risico’s wettelijk is geregeld en hoe de vervoerder en afzender hier eventueel afspraken over kunnen maken.
Jurisprudentie
We geven een aantal voorbeelden van situaties, waarin de vervoerder wegens overtreding van wettelijke voorschriften extra kosten maakte.
Een voorbeeld van invoerrechten en omzetbelasting die ten laste van de vervoerder waren gekomen.[1] In dit specifieke geval ging het om het vervoer van bevroren vlees van Tsjechoslowakije naar Amsterdam, via Antwerpen. Door de douane-expediteur werd in opdracht van de vervoerder, die op haar beurt weer opdracht had gekregen van de afzender, een T1 document opgemaakt. Als gevolg van de diefstal van de goederen, kon het T1 document niet binnen de voorgeschreven termijn worden gezuiverd. De vervoerder werd door de douane-expediteur aangesproken voor de verschuldigde douanerechten.
Een ander voorbeeld van een risico voor de vervoerder is de inbeslagname van de goederen (en eventueel ook de aanhanger), met alle schade voor de vervoerder van dien. Zo deed zich bijvoorbeeld bij de rechtbank Rotterdam een geval voor waar de vrachtwagencombinatie van de vervoerder in beslag werd genomen, nadat 12.000 kg cannabis werd gevonden in een verborgen ruimte van de wagen.[2] De schade van de vervoerder zou onder meer bestaan uit kosten voor een vervangende vrachtwagen en chauffeur en levensonderhoud van de eerste chauffeur. Hoewel het ook denkbaar is dat overtreding van wettelijke voorschriften schade kan berokkenen aan derden, zal het onderwerp van dit artikel zich beperken tot (risico’s op) schade die de vervoerder lijdt als gevolg van overtreding van dergelijke voorschriften.
Wettelijke risicoverdeling tussen afzender en vervoerder
Zoals gezegd is de afzender primair verantwoordelijk voor het nakomen van de overheidsvoorschriften. De vervoerder is afhankelijk van de mate waarin de afzender de regels consciëntieus volgt. Kan de vervoerder de afzender nu aanspreken voor de boetes en extra kosten die hij moet betalen, wanneer deze overheidsvoorschriften worden overtreden? Artikel 8:1117 Burgerlijk Wetboek (“BW”) biedt hiervoor ruimte. Art. 8:1117 BW noemt twee vereisten, namelijk 1) dat sprake is van buitengewone schade veroorzaakt door de goederen en 2) dat de schade niet is veroorzaakt door een omstandigheid die voor rekening komt van de vervoerder. “Buitengewone schade” wil zeggen schade die niet voortvloeit uit de normale bedrijfsvoering.
Wanneer komt een omstandigheid nu precies voor rekening van de vervoerder? Op grond van 8:1117 BW geldt dat de vervoerder zijn schade niet op de afzender kan verhalen, indien hij in geval van ladingschade ook aansprakelijk was geweest. Dit betekent dat de vervoerder vergoeding van zijn schade bij de afzender kan vorderen wanneer hij zich kan beroepen op overmacht.[3] Van overmacht is sprake als de vervoerder de schade en de gebeurtenis die deze schade heeft veroorzaakt niet kon vermijden of voorkomen. Vervoerdersovermacht wordt niet zomaar toegewezen. De vervoerder zal alle maatregelen moeten nemen die van hem in de desbetreffende situatie mogen worden verwacht. Wanneer de vervoerder er alles in zijn macht aan heeft gedaan om de schade te voorkomen, maar de schade toch is ontstaan, kan hij zijn schade verhalen op de afzender.
De vervoerder zal de afzender echter niet met succes kunnen aanspreken, wanneer de schade is ontstaan door een gebrek aan het voertuig of een gebrek aan materieel waarvan de vervoerder gebruik heeft gemaakt bij het vervoer. De vervoerder is namelijk zelf verantwoordelijk voor het voertuig en het door hem gebruikte materieel. Is hier sprake van, dan zal de vervoerder zijn schade niet kunnen verhalen op de afzender op grond van art. 8:1117 BW.
De afzender zal moeten bewijzen dat de vervoerder geen beroep kan doen op overmacht of dat de schade het gevolg is van een gebrekkig voertuig. De afzender zal dus bijvoorbeeld moeten aantonen dat de vervoerder de opgelegde boete of anders geleden schade wél had kunnen voorkomen. Als dit de afzender niet lukt, dan zal hij de schade aan de vervoerder moeten vergoeden.
De afzender zou de kans dat hij wordt aangesproken door de vervoerder op grond van deze bepaling kunnen verkleinen door de vervoerder zo volledig mogelijk te informeren over de aard van de goederen. Naarmate de vervoerder namelijk over meer informatie beschikt over de aard van de goederen, is het aannemelijker dat de vervoerder een boete of andere schade eventueel had kunnen voorkomen. In ieder geval zal het voor de vervoerder moeilijker zijn om te betogen dat hij van niets wist en dus geen maatregelen had kunnen treffen.
We geven een voorbeeld met betrekking tot het voorgaande. Een vervoerder wordt beboet voor het vervoeren van een dier dat niet transportwaardig is, omdat het niet in staat is om op eigen kracht pijnloos te bewegen. De afzender heeft de vervoerder uitgebreid ingelicht over de fysiek zwakke staat van het dier. De vervoerder is er dus van op de hoogte dat het dier zich niet op eigen kracht pijnloos kan bewegen. Stel dat de vervoerder toch besluit om het dier te vervoeren en hij daarvoor tijdens een controle wordt beboet. De vervoerder wilt deze boete op grond van art. 8:1117 BW vervolgens verhalen op de afzender. De afzender zou in dit geval kunnen aanvoeren dat de vervoerder zich niet kan beroepen op overmacht. De vervoerder was namelijk op de hoogte van de toestand van het dier, maar hij heeft geen verdere maatregelen getroffen. Een mogelijk argument van de afzender zou kunnen zijn dat de vervoerder het dier niet had moeten vervoeren, of dat hij het dier eerst nader had moeten laten onderzoeken. Kortom, de vervoerder had de schade (de boete) kunnen voorkomen door maatregelen te nemen.
Dit is natuurlijk anders als de vervoerder niet wist dat het dier ziek of gewond was en dit ook niet had kunnen weten. Bijvoorbeeld in het geval de afzender heeft benadrukt dat het dier gezond was of als de vervoerder niet bij het inladen mocht zijn. Met andere woorden, wanneer de vervoerder geen schuld heeft.
Contractuele risicoverdeling tussen afzender en vervoerder
De vervoerder en de afzender kunnen er ook voor kiezen om afspraken te maken, over wie welke schade draagt in het geval de vervoerder wordt aangesproken, omdat de goederen niet voldoen aan de wettelijke voorschriften. Partijen zijn daarbij niet gebonden aan wat in art. 8:1117 BW is vastgelegd. Zij mogen hier in hun overeenkomst dus van afwijken.
In principe zijn de vervoerder en de afzender vrij om af te spreken wat zij willen. Maar aan deze vrijheid zitten wel grenzen. Zo mogen deze afspraken niet in strijd zijn met de wet. De afspraken mogen ook niet in strijd zijn met de goede zeden of openbare orde. Dit laatste houdt in dat de afspraken acceptabel moeten zijn volgens de normen en waarden die gelden in de maatschappij.
Partijen hebben dus de vrijheid om hun afspraken te formuleren zoals zij willen. Zij kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om hun afspraken zo algemeen mogelijk te houden en een formulering aan te houden gelijk aan art. 8:1117 BW. Zij kunnen er echter ook voor kiezen om de aansprakelijkheid van de afzender te specificeren. Zo kunnen zij afspreken dat de afzender slechts aansprakelijk is voor bepaalde boetes, of dat de afzender alleen gehouden is de schade te vergoeden wanneer een specifiek voorschrift is overtreden. Overigens is het ook mogelijk dat de vervoerder een dergelijke bepaling opneemt in haar algemene voorwaarden (en deze uiteraard wel van toepassing verklaart op de vervoerovereenkomst). Op deze manier kunnen partijen zelf het kader van hun risicoverdeling bepalen.
Hoewel de praktijk op dit moment kampt met (onder meer) een tekort aan vervoerders, en vervoerders dus op papier in een positie zouden verkeren om een dergelijke afspraak te kunnen uitonderhandelen, is het nog maar de vraag of vervoerders dit vanuit een commercieel oogpunt willen, dan wel zullen doen. Het opnemen van een dergelijke bepaling zou voor de vervoerder en de afzender echter wel van toegevoegde waarde kunnen zijn. Door bijvoorbeeld te concretiseren welke schade de afzender in ieder geval dient te vergoeden, weten partijen waar zij aan toe zijn en kunnen vervelende discussies hieromtrent wellicht worden voorkomen. Daarnaast kan een contractuele afspraak nuttig zijn om op terug te vallen wanneer art. 8:1117 BW geen uitkomst biedt. Bijvoorbeeld wanneer Nederlands recht niet van toepassing is, of omdat bepaalde schade misschien niet onder de reikwijdte van art. 8:1117 BW valt. In dat geval is het goed als partijen een contractuele afspraak hebben om op terug te vallen.
Ten slotte
Zowel in handel als transport is veel geld te verdienen. De overheid stelt een kader met voorschriften, waaraan (het vervoer van) bepaalde goederen moeten voldoen. Bij overschrijding van dit kader worden betrokkenen aangesproken en beboet. Serieuze marktpartijen zullen met elkaar overleggen om overtreding zoveel mogelijk te voorkomen. Voor het geval er in de supply chain minder serieuze marktpartijen actief zijn, is het verstandig om duidelijke contractuele afspraken te maken. Deze afspraken kunnen op verschillende manieren worden geformuleerd. In het geval van vervoer waarbij de te vervoeren goederen nogal variëren, is het raadzaam om de desbetreffende afspraak zo algemeen mogelijk te formuleren. Indien het vervoer steeds hetzelfde type goederen betreft, waar steeds dezelfde publiekrechtelijke voorschriften op van toepassing zijn, zouden de afspraken kunnen worden vormgegeven op basis van deze specifieke voorschriften. Of vervoerders een dergelijke afspraak in de praktijk daadwerkelijk zullen uitonderhandelen, zal afhankelijk zijn van de commerciële afweging door de vervoerder in kwestie.