Handhaving onderweg

Weg en Wagen 87 | Juni 2019 | Jaargang 33
Een overzicht van versnipperde wetgeving

Controles (toezicht en handhaving) in het beroepsgoederenvervoer dienen in beginsel een goed doel.  Te veel toezicht schiet het doel voorbij. Tijd om het evenwicht te zoeken tussen bevoegdheden, verplichtingen en rechtsbescherming.

De volgende onderwerpen worden in deze publicatie kort aangekaart: (a) de bevoegdheden van de toezichthouders – met name de politie – bij handhaving onderweg, (b) de verplichtingen van de bestuurders van vrachtwagens bij handhaving, de documenten en informatie die aan hen mogen worden gevraagd, (c) de rechtsbescherming ten behoeve van de vervoerder tegen het optreden van toezichthouders bij handhaving onderweg. Deze publicatie beoogt enkel een kort overzicht te geven teneinde de complexiteit van de problematiek rond de handhaving onderweg, en de impact daarvan op vervoerders, aan te kaarten.

De bevoegdheden van toezichthouders, met name de politie, bij het aanhouden van een vrachtwagen

De politie speelt een centrale rol bij handhaving onderweg. Er zijn andere toezichthouders die een specifieke rol spelen zoals de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)[1] en de douaneambtenaren van de belastingdienst[2].

De bevoegdheden van de politie zijn neergelegd in verschillende wetten waarvan de belangrijkste zijn het Wetboek van Strafvordering en de Politiewet 2012. Er bestaan daarnaast tal van andere wetten waarvan de handhaving uitsluitend of mede aan de politie is toevertrouwd zoals de Wet op de economische delicten[3], de Wet wegvervoer goederen[4] en de Wegenverkeerswet[5].

Op grond van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering zijn de ambtenaren van politie die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, belast met de opsporing van strafbare feiten (het onderzoek in verband met strafbare feiten naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan of dat in georganiseerd verband misdrijven worden beraamd of gepleegd). De politie heeft een algemene opsporingstaak.

Krachtens de Politiewet 2012 bestaat de kerntaak van de politie uit de handhaving van de rechtsorde en de hulpverlening aan personen die deze behoeven[6]. In deze wet[7] worden enkele specifieke bevoegdheden van de politie genoemd zoals de bevoegdheid om geweld en handboeien te gebruiken, de bevoegdheid tot veiligheidsfouillering, tot binnentreden bij hulpverlening en tot identiteitscontrole voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn taak.

Onder verwijzing naar artikel 17 van de Wet op de economische delicten, bepaalt de Wet wegvervoer goederen[8] dat de politie en de douane belast zijn met de opsporing van overtredingen van de Wet wegvervoer goederen. Zij zijn bevoegd het vervoer van goederen, dat wordt verricht in strijd met de artikelen 2.3 eerste en derde lid en 2.5, te beletten door een mechanisch hulpmiddel (wielklem) aan te brengen op de vrachtauto. Artikelen 2.3 en 2.5 hebben betrekking op de CEMT-vergunning, de ritmachtigingen en de communautaire vergunning.

Op grond van de Wet op de economische delicten zijn de politie en de douane bevoegd, in het belang van de opsporing, zaken die vatbaar zijn voor beslag te vorderen en in beslag te nemen voor zover dit beslag redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van hun taak[9], verpakkingen openen, daarvan monsters nemen en deze onderzoeken en indien nodig de zaken voor korte tijd meenemen voor onderzoek tegen afgifte van een schriftelijk bewijs[10]. Zij mogen ook de chauffeur stilhouden en inzage vorderen van de wettelijk voorgeschreven documenten, de vrachtwagen en de lading in de vrachtwagen onderzoeken met het oog op handhaving van deze wet[11].

De Wegenverkeerswet 1994 kent de politie eveneens verschillende bevoegdheden toe zoals  het stilhouden van de vrachtwagen, afgifte ter inzage vorderen van het kentekenbewijs, het rijbewijs, de getuigschriften conform de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders en de eventuele ontheffingen. De politie mag het voertuig begeleiden naar een plaats voor onderzoek[12] en een rijverbod opleggen aan een bestuurder onder invloed[13].

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) wordt mede belast met het toezicht op de naleving van het Arbeidstijdenbesluit vervoer ten aanzien van het vervoer van goederen of personen waarvoor een vergunning is vereist op grond van de Wet wegvervoer goederen of de Wet personenvervoer 2000[14]. Naast de ILT worden de politie[15], de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Rijkswaterstaat eveneens belast met het toezicht op de naleving van het Arbeidstijdenbesluit vervoer.

Bij de handhaving beschikken toezichthouders over de bevoegdheden neergelegd in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zij mogen inlichtingen vragen, inzage vorderen van een identiteitsbewijs[16], van zakelijke gegevens en bescheiden en hiervan kopieën maken[17]. Zij mogen zaken openen, onderzoeken en daarvan monsters nemen[18], vervoermiddelen, hun lading, transportbescheiden en vergunningen onderzoeken. Toezichthouders mogen een bestuurder van de vrachtwagen bevelen deze stil te houden of naar een door hen aangewezen plaats over te brengen[19]. De chauffeur  van de vrachtwagen is verplicht alle medewerking te verlenen die toezichthouders redelijkerwijs kunnen vorderen bij de uitoefening van hun bevoegdheden[20]. Bij weigering kan aangifte worden gedaan op de voet van artikel 184 1e lid WvSr.

Verplichtingen van de bestuurders van vrachtwagens, de documenten en informatie die aan hen mogen worden gevraagd bij handhaving onderweg

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet de chauffeur stoppen en zijn vrachtwagen stilhouden op bevel van een toezichthouder of deze naar een aangewezen plaats rijden voor onderzoek. Hij moet antwoorden op vragen om inlichtingen van een toezichthouder. Hij dient zijn identiteitsbewijs te tonen op verzoek en zijn medewerking te verlenen bij het openen, onderzoeken en bemonsteren van zaken, en bij een onderzoek naar het vervoermiddel, de lading, de transportbescheiden en de vergunningen.

Op grond van de Wegenverkeerswet[21] is de bestuurder van de vrachtwagen verplicht te stoppen en deze stil te houden en hij moet de bevelen van de toezichthouder opvolgen[22].  Hij moet op verzoek het kentekenbewijs tonen, het bewijs voor de aanhangwagen, het rijbewijs, het getuigschrift conform de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders en de eventuele ontheffingen. Op grond van deze wet kunnen bestuurders worden onderworpen aan een ademanalyse of een bloedonderzoek. Soms moet het rijbewijs worden ingeleverd[23].

Enkele verplichtingen komen in meerdere wetten voor zoals de verplichting om inzage te geven in bescheiden[24], in het identiteitsbewijs[25] en de medewerkingsplicht[26].

De documenten en informatie die de chauffeur dient te verschaffen worden genoemd in de wetten en besluiten die hiervoor zijn aangehaald. Deze betreffen onder meer de tachograafschijven en de bestuurderskaart. Bij toezicht op naleving van de marktverordening voor het wegvervoer moet de chauffeur aantonen dat hij de regels van het cabotagevervoer naleeft. Hij moet ook beschikken over een geldige CEMT-vergunning, of één of meerdere daarvoor geldige ritmachtigingen, een gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning en een geldige verklaring omtrent dienstbetrekking.

De rechtsbescherming, ten behoeve van vervoerders, tegen het optreden van toezichthouders bij handhaving onderweg

Wettelijke bescherming: enkele voorbeelden:

Vanaf het moment dat bij de toezichthouder een redelijk vermoeden ontstaat dat een overtreding (strafbaar feit) is begaan, is de chauffeur een verdachte en hij is niet meer verplicht met betrekking tot die overtreding enig antwoord te geven dan wel enige eigen verklaring af te leggen. De toezichthouder dient de verdachte te wijzen op zijn zwijgrecht[27] (cautie).

Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van zijn taak[28]. Bij de uitoefening van zijn taak draagt hij een legitimatiebewijs bij zich en hij is gehouden dit legitimatiebewijs desgevraagd direct te tonen[29]. Hij dient de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het motiveringsbeginsel. Hij dient duidelijk te zijn jegens de bestuurder over de  wet en regelgeving waarop hij toezicht houdt. Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld en hij dient zorgvuldig te werk te gaan. Een door hem getroffen maatregel moet proportioneel zijn dus in verhouding staan tot de overtreding.

Tegen een beschikking van ILT staan bezwaar en beroep open conform de regels van het bestuursprocesrecht.

Krachtens artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 kan bij afgifte of inhouding van het rijbewijs, elke belanghebbende bij klachtschrift daartegen opkomen bij de rechtbank. Indien de zaak – kort gezegd – eindigt zonder oplegging van straf of maatregel, kan de rechter, op verzoek van de gewezen verdachte hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen[30].

Op grond van artikel 5.5.1 van de Wet wegvervoer goederen kan elke belanghebbende tegen het aanbrengen van het mechanisch hulpmiddel (wielklem), gedurende vier weken een beroepsschrift indienen bij de rechtbank. Indien de rechtbank het beroepschrift gegrond acht, kan zij bepalen dat ten laste van de Staat een vergoeding wordt toegekend[31].

Verder wijs ik nog op de klachtenregeling in de Politiewet 2012. Alle schriftelijke klachten over politieambtenaren worden behandeld door een onafhankelijke klachtencommissie[32]. Mondelinge klachten worden door deze onafhankelijke commissie behandeld, indien de klager dit wenst. Indien de klager na afhandeling van zijn klacht nog ontevreden is, kan hij naar de Nationale ombudsman gaan.

Afdeling 9.1.3 van de Awb (klachtbehandeling door een bestuursorgaan) is van toepassing. De korpschef[33] en de politiechef[34] van de regionale of landelijke eenheid dragen zorg voor de behandeling van deze klachten.

Rechtspraak: enkele voorbeelden

Tot slot nog enkele gerechtelijke uitspraken over het optreden van toezichthouders.

In de zaak ECLI:NL:RBDHA:

2019:3431
heeft een politieagent met zijn knie de neus van de eisende partij gebroken, terwijl deze geboeid werd opgehouden in een politiecel. De eisende partij stelt dat hij door de politie is mishandeld. Volgens de politie is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak de politie aansprakelijk is indien sprake is van het gebruik van een dwangmiddel in strijd met regels van geschreven of ongeschreven recht. De politie is ook aansprakelijk wanneer het gebruik van het dwangmiddel in de gegeven omstandigheden zo disproportioneel is dat zij daarom in strijd komt met de zorgvuldigheid, of wanneer een gedraging van de politie in het geheel niet als het gebruik van enig dwangmiddel kan worden opgevat (vergelijk HR 18 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7755).

In de zaak ECLI:NL:GHARL:2019:540 oordeelt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de politie door haar wijze van onderzoek aan de auto van de eiser en de daardoor veroorzaakte schade aan het chassisnummer, onrechtmatig heeft gehandeld en dientengevolge deze schade moet vergoeden.

Met betrekking tot de ILT verwijs ik naar de zaak ECLI:NL:RVS:2018:2987. Daarin is het volgende aan de orde. Tijdens een controle bij een internationaal transportbedrijf stelt de ILT vast dat de gegevens van de tachografen niet overeenkomen met de urenrapportages in de administratie van dat bedrijf. Volgens de minister heeft dit transportbedrijf onvoldoende toezicht gehouden op het juiste gebruik van de tachografen en de bestuurderskaarten. De minister legt het bedrijf een bestuurlijke boete op van € 74.800,00 wegens overtreding van artikel 2.4:13 lid 2 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer, gelezen in verbinding met artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 3821/85. Dit artikel 13 bepaalt dat de werkgever en de bestuurder van het voertuig toezien op de juiste werking en het juiste gebruik van het controleapparaat. De Raad van State denkt er echter anders over en overweegt dat het enkele feit dat een bestuurder van een voertuig artikel 13 overtreedt onvoldoende is om aan te nemen dat ook zijn werkgever datzelfde artikel 13 heeft overtreden wegens onvoldoende toezicht. Het valt immers niet uit te sluiten dat, ondanks voldoende toezicht door de werkgever, de bestuurders van voertuigen onjuist gebruik maken van de bestuurderskaart en de tachograaf.

In de zaak ECLI:NL:RVS:2018:404, overweegt de Raad van State dat bij het opleggen van een bestuurlijke boete wegens overtreding van de artikelen 2.5:1-2, 2.5:3, en 2.4:13-1, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer de minister een discretionaire bevoegdheid heeft. De minister moet wel, ingevolge artikel 5:46-2 Awb, de hoogte van de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. De rechter toetst zonder terughoudendheid of het besluit van het bestuur met betrekking tot de bestuurlijke boete voldoet aan deze eisen en dus leidt tot een evenredige sanctie.

                       
Voetnoten
1. Artikel 8.1 Arbeidstijdenwet jo. artikelen 3.2 en 3.7 van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving. 
2. Artikel 17-1-3° Wet op de economische delicten.
3. Artikel 17 lid 1 Wet op de economische delicten.
4. Artikel 5.1.1.a Wet wegvervoer goederen.
5. 
Artikel 159 Wegenverkeerswet 1994.
6. Artikel 3 van de Politiewet 2012.
7. Artikelen 7 en 8 Politiewet 2012.
8. Artikel 5.4.1. Wet wegvervoer goederen.

9. Artikel 18 Wet op de economische delicten.
10. 
Artikel 21 Wet op de economische delicten.
11. Artikel 23 Wet op de Economische Delicten.
12. Artikel 160 Wegenverkeerswet 1994.
13. Artikel 162 Wegenverkeerswet 1994.
14. Artikel 8.1 Arbeidstijdenwet jo. artikelen 3.2 en 3.7 van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving.
15. Artikel 4.3 van de Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren.
16. Artikelen 5:16 en 5:16a Awb.
17. 
Artikel 5:17 Awb.
18. Artikel 5:18 Awb.
19. Artikel 5:19 Awb.
20. Artikel 5:20 Awb.

21. Artikel 160 Wegenverkeerswet 1994.
22. 
artikel 160-7 Wegenverkeerswet 1994.
23. Artikel 164 Wegenverkeerswet 1994.
24. 
Artikel 19 Wet op de economische delicten.
25. Artikel 8 Politiewet 2012.
26. Artikel 24a Wet op de economische delicten.
27. Artikel 29 lid 2 WvSv.
28. Artikel 5.13 Awb.
29. 
Artikel 5.12 Awb.
30. Artikel 164 lid 9 Wegenverkeerswet 1994.
31. Artikel 5.5.2 Wet wegvervoer goederen.
32. Artikel 67a Politiewet 2012.

33. Artikel 70 Politiewet 2012.
34. 
Artikel 70 Politiewet 2012.
                             
       





      h1, h2, h3, h4, h5 { font-weight: bold !important; } h1, h2, h3 { font-size: 18px !important; } h4, h5 { font-size: 16px !important; } Print Friendly and PDF
      Handhaving onderweg
      mr.dr. Papis Seck (Advocaat bij Secklaw Ph.D. Maritime Law en Certified Insurance Lawyer (UvA)) 31 mei 2019


      Deel deze post
      ArchiEF

      Vraag uit de praktijk over "onzichtbare" schade
      Weg en Wagen 87 | Juni 2019 | Jaargang 33