Emballage
Emballage (Frans voor verpakking) is onmisbaar in de logistiek. Onderscheid kan worden gemaakt tussen eenmalig bruikbare emballage, zoals kartonnen dozen en zakken, en vaker bruikbare emballage, zoals pallets, rolcontainers en kratten. Vaker bruikbare emballage, ook wel internationaal geduid als returnable transport items (RTI’s) kan meerdere keren voor hetzelfde transportdoel worden ingezet. Eenmalig bruikbare emballage heeft na gebruik in beginsel geen waarde meer.
Bij het uitleveren van goederen vervoerd op pallets of in kratten is het vaak niet mogelijk om die pallets of kratten direct terug te geven. Want vaak ontbreekt de tijd en/of ruimte om de goederen van de emballage-items te lossen en de emballage weer terug te geven aan de vervoerder. In plaats daarvan wordt, als dat is afgesproken, andere, soortgelijke lege emballage mee retour gegeven aan de vervoerder. Echter, niet altijd wordt dezelfde hoeveelheid emballage retour meegegeven aan de vervoerder, als door de vervoerder is afgeleverd. Daardoor kan bij de ene partij, bijvoorbeeld de afzender, een emballagetekort ontstaan, terwijl bij de andere partij, bijvoorbeeld de geadresseerde een overschot ontstaat. Ook is mogelijk dat de vervoerder lege emballage mee retour neemt, maar niet aflevert aan zijn opdrachtgever. Het is dus belangrijk dat de binnenkomende en uitgaande emballagestromen goed worden geregistreerd en geadministreerd, zodat betrokken partijen op basis van het juiste emballagesaldo kunnen afrekenen. Dat dit wel eens misgaat blijkt uit het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 11 juli 2023.
Hof ’s-Hertogenbosch[1]
Het geschil
LS is een expediteur, die voor grensoverschrijdend vervoer het transportbedrijf Logistics VOF inschakelt. Partijen doen sinds april 2019 zaken met elkaar. Logistics VOF maakt voor het vervoer gebruik van de opleggers van LS. Onder iedere oplegger zit een palletkist, waarin 36 lege europallets kunnen liggen.[2] Wanneer de chauffeur van Logistics VOF bij een klant van LS een lading in ontvangst neemt die op pallets staat, dient hij dezelfde hoeveelheid lege pallets af te geven aan die klant. En als de chauffeur ergens een lading die op pallets staat lost, dan neemt hij dezelfde hoeveelheid lege pallets mee terug. Althans, dat is de bedoeling. Op deze manier zouden in beginsel geen tekorten of overschotten aan europallets moeten ontstaan bij klanten van LS en hun afnemers.
De samenwerking tussen LS en Logistics VOF blijkt van korte duur. Want in maart 2020 beëindigd Logistics VOF de samenwerking. Op dat moment zijn drie vrachtfacturen van Logistics VOF onbetaald gelaten voor een totaalbedrag van € 16.268,42. Logistics VOF maant LS aan tot betaling van haar facturen. In reactie laat LS weten dat Logistics VOF bij het laden en lossen niet of niet op de juiste wijze pallets heeft geruild en dat zij daardoor schade heeft geleden. Volgens de berekeningen van LS zou Logistics VOF 2.174 europallets te weinig hebben terug geleverd aan de klanten van LS. Zij vordert om deze reden betaling van € 36.857,81 van Logistics VOF.
Partijen komen er niet onderling uit en leggen de zaak voor aan de Kantonrechter te ‘s-Hertogenbosch. De kantonrechter wijst de vordering van Logistics VOF tot betaling van haar vrachtfacturen toe en wijst de tegenvordering van LS die betrekking heeft op de palletruil af. LS laat het hier niet bij zitten en gaat van dit vonnis in hoger beroep bij het Hof ’s-Hertogenbosch.
Oordeel Hof ‘s-Hertogenbosch
LS stelt dat Logistics VOF tekortgeschoten is in haar verplichting om pallets op correcte wijze en volgens de instructies van LS te ruilen. Volgens LS heeft dit ertoe geleid dat bij een aantal van haar klanten een pallettekort is ontstaan. LS zou deze klanten een vergoeding hebben moeten betalen voor de ontbrekende pallets. Deze schade wenst LS te verhalen op Logistics VOF. LS onderbouwt haar schadevordering met een overzicht van het pallettekort en met een aantal facturen en palletbonnen waaruit blijkt dat zij diverse klanten voor het pallettekort financieel heeft moeten compenseren en/of pallets heeft moeten leveren.
Het hof stelt vast dat de CMR dwingendrechtelijk van toepassing is, nu sprake is van grensoverschrijdend vervoer. In aanvulling hierop is Nederlands recht van toepassing. Volgens het hof is tussen partijen niet in geschil dat Logistics VOF verantwoordelijk was voor het ruilen van pallets volgens de instructies van LS. Ook staat tussen partijen vast dat Logistics VOF gehouden is de schade te vergoeden als niet volgens de instructies van LS is geruild en de klanten van LS daardoor te weinig pallets hebben ontvangen. Daarnaast merkt het hof op dat de vordering van LS enkel ziet op schade die zij heeft geleden doordat zij aan haar klanten ter compensatie van het pallettekort een vergoeding heeft moeten betalen en/of pallets heeft moeten leveren. Dit betekent volgens het hof dat op LS de plicht rust te stellen en te bewijzen dat sprake is van een pallettekort dat door Logistics VOF is ontstaan en waardoor LS schade heeft geleden.
Het overzicht van LS bevat 150 ritten die Logistics VOF in opdracht van LS heeft verricht en waarbij zij pallets moest laden en/of lossen. Uit dit overzicht zou blijken dat Logistics VOF bij het vertrekadres meer pallets heeft geladen dan gelost en op bestemming meer pallets heeft gelost dan retour genomen. Hierdoor is een pallettekort ontstaan bij de klanten van LS. Deze enkele omstandigheid is volgens het hof niet voldoende om de vordering van LS toe te wijzen. Immers, LS moet ook bewijzen dat Logistics VOF tekortgeschoten is in de nakoming van de afspraken over de palletruil. Het hof maakt uit de processtukken op dat in sommige gevallen LS aan Logistics VOF instructies heeft gegeven om niet of maar deels te ruilen. In die gevallen is Logistics VOF niet tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen over palletruil. LS brengt hiertegen in dat Logistics VOF op basis van de gemaakte afspraken gehouden was van elke rit een palletbon in te leveren, wat zij niet heeft gedaan. Om die reden zou Logistics VOF aansprakelijk zijn voor het pallettekort. Het hof oordeelt evenwel dat het enkele feit dat geen palletbon is ingeleverd, niet leidt tot aansprakelijkheid voor een pallettekort. Er kan immers pas sprake zijn van aansprakelijkheid als bij het ruilen gehandeld is in strijd met instructies van LS. En dat daarmee in strijd is gehandeld is niet gesteld door LS.
En zelfs al zou komen vast te staan dat wél een pallettekort is ontstaan door een tekortkoming van Logistics VOF in verband met palletruil, dan betekent dat niet dat zij dús aansprakelijk is voor de door LS gevorderde schade. Want daarvoor is nodig dat ook komt vast te staan dat LS in verband met die ritten aan de desbetreffende klanten ter compensatie van het pallettekort een vergoeding heeft betaald en/of pallets heeft geleverd. Ook dat bewijs is niet geleverd door LS, aldus het hof. Zo zijn de door LS overgelegde facturen voor niet geruilde europallets, die afkomstig zijn van haar klanten, niet te herleiden tot de ritten van Logistics VOF. Sterker nog, in sommige gevallen zien de in rekening gebrachte kosten op ritten die hebben plaatsgevonden toen Logistics VOF niet meer reed voor LS.
Wat de zaak verder bemoeilijkt voor LS, is dat Logistics VOF niet de enige vervoerder is waarmee zij samenwerkte. Op basis van de door LS overgelegde documenten kan volgens het hof niet worden vastgesteld dat de geleverde pallets diende ter compensatie van een pallettekort dat tijdens ritten van Logistics VOF is ontstaan, dan wel tijdens ritten van andere vervoerders. Ook vindt het hof van belang dat uit door Logistics VOF overgelegde e-mailberichten en facturen blijkt dat toen partijen nog samenwerkten, LS regelmatig vragen stelde over ontbrekende pallets. Als een pallettekort bij een klant werd vastgesteld, dan stuurde LS kort na de rit een factuur aan Logistics VOF met daarop de transportdatum en een kopie van de factuur van de klant van LS. Het hof ziet niet in waarom voor de door LS in deze procedure gevorderde schade dergelijke documenten ontbreken. Of, anders geformuleerd door Logistics VOF in een e-mail aan LS in reactie op de vordering van LS:
(…) Dit vinden wij daarnaast ook erg flauw nu u hiermee komt nu wij als charter weg zijn bij LS. In die tussentijd, waar het heel incidenteel fout is gegaan, hebben wij de kosten die doorbelast waren op jullie OP TIJD en altijd betaald. (…)
Het hof komt dan ook tot de conclusie dat LS haar stellingen dat Logistics VOF is tekortgeschoten in haar verplichting om pallets te ruilen, waardoor LS schade heeft geleden, niet voldoende heeft onderbouwd. Het hof kom niet toe aan verdere bewijslevering en wijst de vordering van LS af.
Tot slot
Bij een palletruil krijgt de eigenaar van de pallets niet exact dezelfde pallets terug, maar pallets van dezelfde soort en kwaliteit. Hiervoor moet een emballagesaldo worden bijgehouden. Dat begint met een correcte administratie van de binnenkomende en uitgaande emballagestromen. Dat kan met CMR-vrachtbrieven waarop de emballage wordt aangegeven, palletbonnen of een digitale tool. In de praktijk gaat de registratie van (retour)emballage vaak mis. Zo wordt bijvoorbeeld minder emballage retour gegeven dan afgesproken, worden bonnen of vrachtbrieven niet goed ingevuld of raken kwijt. Ook komt het voor dat lege emballage niet aan de juiste partij wordt teruggeleverd. En hoe meer tijd verstrijkt voordat het emballagesaldo tussen partijen wordt vastgesteld en afgerekend, hoe groter de kans dat onduidelijkheid en daarmee onenigheid ontstaat over de betaalverplichtingen die uit dat saldo voortvloeien. Volgens Prof. Claringbould[3] en mr. Staab[4] zou de e-CMR, de elektronische vrachtbrief die een emballagemodule bevat, hierin uitkomst kunnen bieden. Met deze module kan de emballage op zodanige wijze worden geregistreerd dat iedere aangesloten partij in de keten op ieder moment weet waar de emballage zich bevindt. Helaas is de CMR-digitalisering nog maar beperkt omarmd door vervoerders en afzenders.
Op de uitkomst van het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch valt weinig af te dingen. Opvallend is wel dat het hof eerst vaststelt dat de CMR dwingendrechtelijk van toepassing is, maar daarna niet meer verwijst naar de CMR. Dat was in deze zaak ook niet nodig. Echter, in andere emballagezaken zou de CMR mogelijk wel een rol kunnen spelen. Zo geldt op grond van de CMR, ook voor emballage-vorderingen een verjaringstermijn van één jaar. Daarnaast bevat de CMR bewijsregels. De vrachtbrief bevat op grond van art. 9 CMR een bewijsvermoeden van de voorwaarden van de vervoerovereenkomst en van de ontvangst van de goederen (dus ook van de emballage) door de vervoerder.[5] Daarnaast bevat art. 30 CMR een bewijsvermoeden in geval goederen (waaronder ook de emballage) worden afgeleverd, maar bij die aflevering, of binnen zeven dagen daarna (bij onzichtbare verliezen of beschadigingen), geen voorbehoud ter kennis van de vervoerder wordt gebracht. Deze bewijsregels kunnen een rol spelen wanneer de emballage is genoteerd op de (elektronische) CMR-vrachtbrief. Zij gelden echter niet wanneer de emballage is geregistreerd op palletbonnen of anderszins. In dat geval wordt de bewijslastverdeling door het nationale recht bepaald. En wanneer het om palletruil gaat, laat de door het Hof ’s-Hertogenbosch beoordeelde zaak wel zien dat het niet eenvoudig is voor de eisende partij om het bewijs te leveren van de feiten die ten grondslag liggen aan zijn vordering.
Voetnoten
[1] Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 11 juli 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2245.
[2] Een europallet is een houten pallet dat bestaat uit een bovenkant gemaakt van vijf planken, daartussen negen klossen en drie onderplanken.
[3] Prof. M.H. Claringbould, Emballage retour: vaak gedoe!, W&W maart 2017, nr. 61.
[4] Mr. J. Staab, Emballage op reis – er komt veel bij kijken, W&W februari 2020, nr. 89.
[5] Zie ook Hoge Raad 16 september 2022, S&S 2023/14.
[2] Een europallet is een houten pallet dat bestaat uit een bovenkant gemaakt van vijf planken, daartussen negen klossen en drie onderplanken.
[3] Prof. M.H. Claringbould, Emballage retour: vaak gedoe!, W&W maart 2017, nr. 61.
[4] Mr. J. Staab, Emballage op reis – er komt veel bij kijken, W&W februari 2020, nr. 89.
[5] Zie ook Hoge Raad 16 september 2022, S&S 2023/14.